Электронная библиотека » Nederland » » онлайн чтение - страница 1

Текст книги "Rijkswet op het Nederlanderschap"


  • Текст добавлен: 2 июля 2019, 19:41


Автор книги: Nederland


Жанр: Юриспруденция и право, Наука и Образование


сообщить о неприемлемом содержимом

Текущая страница: 1 (всего у книги 3 страниц) [доступный отрывок для чтения: 1 страниц]

Шрифт:
- 100% +

Rijkswet op het Nederlanderschap

RWN

Rijkswet van 19 december 1984

Informatie geldend op 01-11-2011



[email protected]

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Rijkswet van 19 december 1984, houdende vaststelling van nieuwe, algemene bepalingen omtrent het Nederlanderschap ter vervanging van de Wet van 12 december 1892, Stb. 268 op het Nederlanderschap en het ingezetenschap

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat er mede in verband met de bekrachtiging van het op 30 augustus 1961 te New York tot stand gekomen Verdrag tot beperking der staatloosheid (Trb. 1967, 124), het op 6 mei 1963 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende de militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1964, 4) en de op 13 september 1973 te Bern tot stand gekomen Overeenkomst inzake beperking van het aantal gevallen van staatloosheid (Trb. 1974, 32), aanleiding bestaat de Wet van 12 december 1892, Stb. 268 op het Nederlanderschap en het ingezetenschap aan een algehele herziening te onderwerpen en ter vervanging van die wet nieuwe, algemene bepalingen omtrent het Nederlanderschap vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:


Artikel 1

• 1. In deze Rijkswet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Onze Minister: Onze Minister van Justitie in zijn hoedanigheid van minister van het Koninkrijk;

b. meerderjarige: hij die de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt of voordien in het huwelijk is getreden;

c. moeder: de vrouw die het kind ter wereld heeft gebracht;

d. vader: de man tot wie het kind, anders dan door adoptie, in de eerste graad in opgaande lijn in familierechtelijke betrekking staat;

e. vreemdeling: hij die de Nederlandse nationaliteit niet bezit;

f. staatloze: een persoon die door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd;

g. toelating: instemming door het bevoegd gezag met het bestendig verblijf van de vreemdeling in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

h. hoofdverblijf: de plaats waar een persoon zijn feitelijke woonstede heeft.

• 2. Behoudens voor de toepassing van artikel 15A, onder a, van deze rijkswet wordt mede verstaan onder:

a. echtgenoot: de partner in een in Nederland geregistreerd partnerschap alsmede de partner in een buiten Nederland geregistreerd partnerschap dat op grond van de artikelen 2 en 3 van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap wordt erkend, en

b. huwelijk: het in Nederland geregistreerd partnerschap alsmede het buiten Nederland geregistreerd partnerschap dat op grond van de artikelen 2 en 3 van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap wordt erkend.


Artikel 2

• 1.Tenzij de wet anders bepaalt, hebben de verkrijging en het verlies van het Nederlanderschap geen terugwerkende kracht.

• 2.Behoudens in de bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen gevallen worden verklaringen en verzoeken in persoon afgelegd en ingediend.

• 3.Tenzij anders bepaald, worden verklaringen en verzoeken van minderjarigen door hun wettelijke vertegenwoordigers afgelegd en ingediend.

• 4.Het kind, mits het de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, en zijn wettelijke vertegenwoordiger worden op hun verzoek in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen omtrent de verkrijging of medeverkrijging, of verlening of medeverlening van het Nederlanderschap. Indien de vertegenwoordiging van het kind van rechtswege is opgedragen aan één der ouders kan de andere ouder eenzelfde verzoek doen. Indien het kind dat de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt bedenkingen heeft tegen de verkrijging of medeverkrijging, of tegen de verlening of medeverlening, of indien zowel het kind als zijn wettelijk vertegenwoordiger of de in dit lid bedoelde andere ouder bedenkingen hebben tegen de medeverkrijging of medeverlening, deelt het kind daarin niet.

• 5.De verklaring van verbondenheid wordt door minderjarigen van zestien jaar en ouder zelfstandig afgelegd. Tenzij anders bepaald kunnen zij daarin niet worden vertegenwoordigd.

Hoofdstuk 2. Verkrijging van het Nederlanderschap van rechtswege

Artikel 3

• 1. Nederlander is het kind waarvan ten tijde van zijn geboorte de vader of de moeder Nederlander is, alsmede het kind van een Nederlander die voordien is overleden.

• 2. Het op het grondgebied van Nederland, onderscheidenlijk Aruba, Curaçao of Sint Maarten, of aan boord van een in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten te boek gesteld zeeschip of luchtvaartuig, gevonden kind wordt aangemerkt als het kind van een Nederlander tenzij binnen vijf jaren, te rekenen vanaf de dag waarop het is gevonden, blijkt dat het kind door geboorte een vreemde nationaliteit bezit.

• 3. Nederlander is het kind van een vader of moeder die ten tijde van de geboorte van het kind zijn of haar hoofdverblijf heeft in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten en die zelf geboren is als kind van een vader of moeder die ten tijde van zijn of haar geboorte in een van die landen hoofdverblijf had, mits het kind ten tijde van zijn geboorte zijn hoofdverblijf heeft in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten.


Artikel 4

• 1.In afwijking van artikel 3 wordt Nederlander het kind van een persoon wiens vaderschap gerechtelijk wordt vastgesteld, indien het kind op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was en de vader op de in de volgende zin bedoelde dag Nederlander is, of, indien deze is overleden, op de dag van overlijden Nederlander was. Betreft het een Nederlandse uitspraak dan verkrijgt het kind het Nederlanderschap op de eerste dag na een periode van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in eerste aanleg of, indien binnen deze periode hoger beroep is ingesteld, van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in hoger beroep, dan wel, indien binnen deze laatste periode beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie. Betreft het een buitenlandse rechterlijke uitspraak dan verkrijgt het kind het Nederlanderschap op de dag waarop deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen.

• 2.Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte en voor de leeftijd van zeven jaar door een Nederlander wordt erkend.

• 3.Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die zonder erkenning door wettiging het kind wordt van een Nederlander.

• 4.Door erkenning wordt ook Nederlander de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte wordt erkend door een Nederlander, die zijn biologische vaderschap bij of binnen de termijn van één jaar na de erkenning aantoont.

• 5.Kinderen van de minderjarige vreemdeling die op grond van het eerste, derde of vierde lid het Nederlanderschap verkrijgt, delen in die verkrijging.

• 6.Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het in het vierde lid bedoelde bewijs.


Artikel 5

Nederlander wordt het kind dat in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten bij rechterlijke uitspraak is geadopteerd, indien het kind op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was en ten minste één der adoptiefouders op de in de volgende zin bedoelde dag Nederlander is. Het kind verkrijgt het Nederlanderschap op de eerste dag na een periode van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in eerste aanleg of, indien binnen deze periode hoger beroep is ingesteld, van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in hoger beroep, dan wel, indien binnen deze laatste periode beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie.


Artikel 5a

• 1. Nederlander wordt ook het kind dat in het buitenland bij uitspraak van een ter plaatse bevoegde autoriteit wordt geadopteerd in overeenstemming met het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de adoptie is in overeenstemming met het voornoemde verdrag tot stand gekomen, en

b. die adoptie heeft tot gevolg dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, en

c. ten minste één der adoptiefouders is Nederlander op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, en

d. het kind was op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig.

• 2. Nederlander wordt voorts het kind dat in het buitenland in overeenstemming met het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie is geadopteerd bij een adoptie die niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, welke adoptie in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten bij rechterlijke uitspraak in overeenstemming met artikel 27 van voornoemd verdrag wordt omgezet in een adoptie naar het recht van Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de adoptie is in overeenstemming met het voornoemde verdrag tot stand gekomen; en

b. ten minste één der adoptiefouders is Nederlander op de dag nadat drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg of in hoger beroep, zijn verstreken zonder dat daartegen hoger beroep of beroep in cassatie is ingesteld, dan wel, indien beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie, en

c. het kind was op de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg minderjarig.


Artikel 5b

• 1.Nederlander wordt ook het kind dat in het buitenland bij uitspraak van een ter plaatse bevoegde autoriteit wordt geadopteerd, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland van artikel 6 of artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie, en

b. de adoptie heeft tot gevolg dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, en

c. ten minste een der adoptiefouders is Nederlander op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, en

d. het kind was op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig.

• 2.Nederlander wordt voorts het kind dat in het buitenland is geadopteerd bij een adoptie die niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, welke adoptie in Nederland bij rechterlijke uitspraak in overeenstemming met artikel 9 van de Wet conflictenrecht adoptie wordt omgezet in een adoptie naar Nederlands recht, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland van artikel 6 of artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie, en

b. ten minste een der adoptiefouders is Nederlander op de dag nadat drie maanden te rekenen van de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg of in hoger beroep zijn verstreken zonder dat daartegen hoger beroep of beroep in cassatie is ingesteld, dan wel, indien beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie; en

c. het kind was op de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg minderjarig.


Artikel 5c

Het kind van degene die door adoptie het Nederlanderschap verkrijgt deelt in die verkrijging.

Hoofdstuk 3. Verkrijging van het Nederlanderschap door optie

Artikel 6

• 1. Na het afleggen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring verkrijgt door een bevestiging als bedoeld in het derde lid het Nederlanderschap:

a. de toegelaten meerderjarige vreemdeling die in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is geboren en aldaar sedert zijn geboorte hoofdverblijf heeft;

b. de vreemdeling die in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is geboren, aldaar gedurende een onafgebroken periode van tenminste drie jaren toelating en hoofdverblijf heeft en sedert zijn geboorte staatloos is;

c. de minderjarige vreemdeling die door een Nederlander is erkend en die niet op grond van de artikelen 3 of 4 Nederlander is of is geworden, indien hij onmiddellijk voorafgaand aan de verklaring gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaren verzorging en opvoeding heeft genoten van de Nederlander door wie hij is erkend;

d. de minderjarige vreemdeling die krachtens Nederlandse rechterlijke beslissing of bij zijn geboorte van rechtwege onder het gezamenlijk gezag is komen te staan van een niet-Nederlandse vader of moeder en een ander die Nederlander is, indien hij na het instellen van dat gezag gedurende een onafgebroken periode van tenminste drie jaren verzorging en opvoeding heeft genoten van deze Nederlander, en hij zijn hoofdverblijf niet heeft in het land waarvan hij onderdaan is. Op de minderjarige die ten tijde van het afleggen van de verklaring de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is het vierde lid van dit artikel niet van toepassing;

e. de meerderjarige vreemdeling die sedert het bereiken van de leeftijd van vier jaar toelating en hoofdverblijf heeft in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

f. de meerderjarige vreemdeling die te eniger tijd het Nederlanderschap of de staat van Nederlands onderdaan-niet-Nederlander heeft bezeten en in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba tenminste één jaar toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf heeft tenzij hij het Nederlanderschap heeft verloren op grond van artikel 15, eerste lid, onder d of f;

g. de vreemdeling die gedurende tenminste drie jaren de echtgenoot is van een Nederlander en gedurende een onafgebroken periode van tenminste vijftien jaren toelating en hoofdverblijf heeft in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

h. de vreemdeling die de leeftijd van vijf en zestig jaar heeft bereikt en gedurende een onafgebroken periode van tenminste vijftien jaren toelating en hoofdverblijf heeft in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

i. de vreemdeling die vóór 1 januari 1985 is geboren uit een moeder die ten tijde van zijn geboorte Nederlander was, terwijl de vader ten tijde van die geboorte niet-Nederlander was;

j. het vóór 1 januari 1985 in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bij rechterlijke uitspraak geadopteerde niet-Nederlandse kind van een vrouw die op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen Nederlander was, indien het kind op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was;

k. de vreemdeling die is geboren als kind van één van de in de onderdelen i of j bedoelde personen die het Nederlanderschap heeft verkregen dan wel voor die verkrijging is overleden;

l. de vreemdeling die voor de leeftijd van zeven jaar is erkend door één van de in de onderdelen i of j bedoelde personen die het Nederlanderschap heeft verkregen dan wel voor die verkrijging is overleden;

m. de vreemdeling die door één van de in de onderdelen i of j bedoelde personen die het Nederlanderschap heeft verkregen dan wel voor die verkrijging is overleden, tijdens zijn minderjarigheid is erkend, terwijl hij aangetoond heeft dat die persoon de biologische vader is;

n. de vreemdeling die door een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kind is van één van de in de onderdelen i of j bedoelde personen die het Nederlanderschap heeft verkregen dan wel voor die verkrijging is overleden, indien hij op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was;

o. het in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bij rechterlijke uitspraak geadopteerde kind van één van de in de onderdelen i of j bedoelde personen die het Nederlanderschap heeft verkregen dan wel voor die verkrijging is overleden, indien hij op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was.

• 2. Bij het afleggen van de verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap verklaart de meerderjarige vreemdeling en de minderjarige vreemdeling die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt tevens bereid te zijn bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen. Het besluit tot bevestiging wordt niet bekend gemaakt dan nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd.

• 3. De autoriteit die de verklaring in ontvangst neemt, beoordeelt aan de hand van de haar overgelegde stukken de gronden waarop de verklaring berust. Indien aan de vereisten is voldaan, bevestigt zij schriftelijk de verkrijging van het Nederlanderschap.

• 4. Zij weigert de bevestiging indien op grond van het gedrag van de persoon, die de verklaring betreft, ernstige vermoedens bestaan dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden of de veiligheid van het Koninkrijk, tenzij volkenrechtelijke verplichtingen zich daartegen verzetten.

• 5. Zij beslist binnen dertien weken na de inontvangstneming van de verklaring; deze termijn kan éénmaal met ten hoogste dertien weken worden verlengd.

• 6. Indien een persoon op wie de verklaring betrekking heeft, geen geslachtsnaam of voornaam heeft of indien de juiste spelling daarvan niet vaststaat, wordt deze in overleg met hem vastgesteld en in de bevestiging vermeld; zijn naam wordt daarin zonodig in de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens overgebracht.

• 7. Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder a en b, wordt geboorte aan boord van een in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba te boek gesteld zeeschip of luchtvaartuig gelijk gesteld met geboorte in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

• 8. Het minderjarige niet-Nederlandse kind van de vader, moeder of adoptiefouder als bedoeld in artikel 11, achtste lid, die een verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap aflegt, deelt in die verkrijging indien het in de verklaring tot dat doel is vermeld en het, behoudens in de gevallen waarin de verklaring wordt afgelegd op grond van het eerste lid, onder c of d, sedert het tijdstip van het afleggen van de verklaring toelating en hoofdverblijf heeft in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Kinderen van een kind dat in de verkrijging deelt, delen onder dezelfde voorwaarden in die verkrijging. Een kind dat ten tijde van het afleggen van de bereidverklaring de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, deelt slechts in de verkrijging indien het daarmee uitdrukkelijk instemt, de in het tweede lid bedoelde bereidverklaring, alsmede de verklaring zelf aflegt en jegens hem geen vermoedens bestaan als in het vierde lid bedoeld. Het besluit tot bevestiging wordt niet bekend gemaakt dan nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd.

• 9. Aan de vreemdeling die te eniger tijd het Nederlanderschap door optie heeft verkregen, staat van de in het eerste lid genoemde mogelijkheden tot herkrijging van het Nederlanderschap door optie alleen die, bedoeld onder f., open.


Artikel 6a

• 1. De in artikel 6, tweede lid, bedoelde bevestiging wordt geweigerd indien de vreemdeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder e, een andere nationaliteit bezit en niet het mogelijke heeft gedaan om die nationaliteit te verliezen dan wel niet bereid is het mogelijke te zullen doen om, na de totstandkoming van de bevestiging, die nationaliteit te verliezen, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

• 2. Het eerste lid is niet van toepassing op

a. de vreemdeling die onderdaan is van een Staat die Partij is bij het op 2 februari 1993 te Straatsburg tot stand gekomen Tweede Protocol tot wijziging van het Verdrag betreffende de beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1994, 265);

b. de vreemdeling die in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten is geboren en daar ten tijde van de verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap zijn hoofdverblijf heeft;

c. de vreemdeling die gehuwd is met een Nederlander;

d. de vreemdeling die in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten erkend is als vluchteling.

• 3. De autoriteit, bedoeld in artikel 6, derde lid, beoordeelt of de vreemdeling heeft voldaan aan het vereiste, genoemd in het eerste lid, of dat de vreemdeling een beroep toekomt op een van de uitzonderingen, genoemd in het tweede lid. Indien dit het geval is en ook aan de overige vereisten is voldaan, bevestigt zij schriftelijk de verkrijging van het Nederlanderschap.

• 4. De autoriteit vraagt advies aan Onze Minister indien de vreemdeling stelt dat afstand van zijn andere nationaliteit redelijkerwijs niet kan worden verlangd. De autoriteit deelt de vreemdeling mee dat Onze Minister om advies is verzocht en binnen welke termijn op de optie zal worden besloten.

• 5. De autoriteit besluit na de ontvangst van het advies van Onze Minister schriftelijk op de verkrijging van het Nederlanderschap.

• 6. De beslistermijn als bedoeld in artikel 6, vierde lid, wordt met vier weken verlengd, indien de autoriteit Onze Minister verzoekt om advies, bedoeld in het vierde lid.

Внимание! Это не конец книги.

Если начало книги вам понравилось, то полную версию можно приобрести у нашего партнёра - распространителя легального контента. Поддержите автора!

Страницы книги >> 1
  • 0 Оценок: 0

Правообладателям!

Данное произведение размещено по согласованию с ООО "ЛитРес" (20% исходного текста). Если размещение книги нарушает чьи-либо права, то сообщите об этом.

Читателям!

Оплатили, но не знаете что делать дальше?


Популярные книги за неделю


Рекомендации