Электронная библиотека » Nederland » » онлайн чтение - страница 1

Текст книги "Politiewet – PolW"


  • Текст добавлен: 2 июля 2019, 19:41


Автор книги: Nederland


Жанр: Юриспруденция и право, Наука и Образование


сообщить о неприемлемом содержимом

Текущая страница: 1 (всего у книги 4 страниц) [доступный отрывок для чтения: 1 страниц]

Шрифт:
- 100% +

Politiewet

PolW


09.12.1993


Geldend op 01-03-2012


Aanhef

Wet van 9 december 1993, tot vaststelling van een nieuwe Politiewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de bestaande Politiewet te vervangen door een nieuwe wettelijke regeling voor de taak, de organisatie en het beheer van de politie en het gezag waaraan zij ondergeschikt is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. regio: politieregio;

b. regionale college: het college bedoeld in artikel 22;

c. korpsbeheerder: de burgemeester, bedoeld in artikel 23, eerste lid, of de waarnemend korpsbeheerder, bedoeld in artikel 23, zesde lid;

d. korpschef: de korpschef, bedoeld in artikel 24, onderscheidenlijk 38;

e. commissaris van de Koning: de commissaris van de Koning in de provincie waarin de regio geheel of nagenoeg geheel is gelegen;

f. hoofd van het landelijk parket: de hoofdofficier van justitie, bedoeld in artikel 137, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

g. taken ten dienste van de justitie:

1°. de uitvoering van wettelijke voorschriften waarmee Onze Minister van Justitie is belast;

2°. de administratiefrechtelijke afdoening van inbreuken op wettelijke voorschriften, voor zover in die voorschriften het toezicht op de uitvoering van de politietaak is opgedragen aan het openbaar ministerie;

3°. de betekening van gerechtelijke mededelingen in strafzaken, het vervoer van rechtens van hun vrijheid beroofde personen, en de dienst bij de gerechten.

2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde mede verstaan: het waken voor de veiligheid van personen.

3. Als hoofdofficier van justitie in de zin van deze wet treedt op de hoofdofficier van justitie dan wel de fungerend hoofdofficier van justitie. Indien in een arrondissement twee regio’s zijn gelegen, bepaalt Onze Minister van Justitie voor welke regio de hoofdofficier van justitie en voor welke regio de fungerend hoofdofficier van justitie optreedt. In geval van afwezigheid, belet of ontstentenis van de fungerend hoofdofficier van justitie wordt hij vervangen door de hoofdofficier van justitie.

Hoofdstuk II. Taak en samenstelling van de politie

Artikel 2

De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.

Artikel 3

1. Ambtenaren van politie in de zin van deze wet zijn:

a. ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;

b. ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;

c. vrijwillige ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

2. Onder ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, worden mede begrepen: de bijzondere ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 43.

Artikel 4

De politie bestaat uit 25 regionale politiekorpsen, één Korps landelijke politiediensten en de bijzondere ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 43.

Artikel 5

1. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden regels gegeven over de taken die kunnen worden uitgevoerd door vrijwillige ambtenaren.

2. Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid treedt niet eerder in werking dan drie maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt door Onze Ministers onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers der Staten-Generaal onder overlegging van de over het ontwerp uitgebrachte adviezen.

Artikel 6

1. Aan de Koninklijke marechaussee zijn, onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere wetten, de volgende politietaken opgedragen:

a. het waken voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis, in samenwerking met andere daartoe aangewezen organen;

b. de uitvoering van de politietaak ten behoeve van Nederlandse en andere strijdkrachten, alsmede internationale militaire hoofdkwartieren, en ten aanzien van tot die strijdkrachten en hoofdkwartieren behorende personen;

c. de uitvoering van de politietaak op de luchthaven Schiphol en op de andere door Onze Ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie aangewezen luchtvaartterreinen, alsmede de beveiliging van de burgerluchtvaart;

d. de verlening van bijstand alsmede de samenwerking met de politie krachtens deze wet, daaronder begrepen de assistentieverlening aan de politie bij de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit;

e. de uitvoering van de politietaak op plaatsen onder beheer van Onze Minister van Defensie, op verboden plaatsen die krachtens de Wet bescherming staatsgeheimen (Stb. 1951, 92) ten behoeve van de landsverdediging zijn aangewezen, alsmede op het terrein van de ambtswoning van Onze Minister-President;

f. de uitvoering van de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, waaronder begrepen de bediening van de daartoe door Onze Minister van Justitie aangewezen doorlaatposten en het, voor zover in dat verband noodzakelijk, uitvoeren van de politietaak op en nabij deze doorlaatposten, alsmede het verlenen van medewerking bij de aanhouding of voorgeleiding van een verdachte of veroordeelde;

g. de bestrijding van mensensmokkel en van fraude met reis– en identiteitsdocumenten;

h. het in opdracht van Onze Minister van Justitie en van Defensie ten behoeve van De Nederlandsche Bank N.V. verrichten van beveiligingswerkzaamheden.

2. Onder personen die behoren tot de andere strijdkrachten en internationale hoofdkwartieren, bedoeld in het eerste lid, onder b, worden mede begrepen personen, voor zover aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Defensie.

3. Onze Minister van Justitie kan de commandant van de Koninklijke marechaussee de nodige algemene en bijzondere aanwijzingen geven, voorzover het betreft:

a. de uitoefening van de taken, bedoeld in het eerste lid, onder a en h;

b. het waken voor de veiligheid van door Onze Minister van Justitie aangewezen personen als bedoeld in het eerste lid, onder b;

c. de uitoefening van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder c, ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en de beveiliging van de burgerluchtvaart;

d. de bewaking en beveiliging van de ambtswoning van Onze Minister-President, bedoeld in het eerste lid, onder e.

4. Hoewel bevoegd tot de opsporing van alle strafbare feiten, onthoudt de militair van de Koninklijke marechaussee die is aangewezen krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, zich van optreden anders dan in het kader van de uitoefening van zijn politietaken, bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk III. Bevoegdheden van de politie

Artikel 7

1. De ambtenaar van politie is bevoegd zijn taak uit te oefenen in het gehele land.

2. Hoewel bevoegd in het gehele land, onthoudt de ambtenaar van politie zich van optreden buiten zijn gebied van aanstelling, tenzij ingevolge regels, gesteld bij of krachtens de wet, dan wel in opdracht of met toestemming van het bevoegde gezag over de politie.

Artikel 8

1. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.

2. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat voor het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, redelijkerwijs nodig is.

3. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak is bevoegd tot het onderzoek aan de kleding van personen bij de uitoefening van een hem wettelijk toegekende bevoegdheid of bij een handeling ter uitvoering van de politietaak, indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat een onmiddellijk gevaar dreigt voor hun leven of veiligheid, die van de ambtenaar zelf of van derden en dit onderzoek noodzakelijk is ter afwending van dit gevaar.

4. De officier van justitie of de hulpofficier van justitie voor wie aangehouden of rechtens van hun vrijheid beroofde verdachten of veroordeelden worden geleid, is bevoegd te bepalen dat deze aan hun lichaam zullen worden onderzocht, indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat gevaar dreigt voor hun leven of veiligheid of die van de ambtenaar zelf en dit onderzoek noodzakelijk is ter afwending van dit gevaar.

5. De uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn.

6. Het eerste tot en met het vijfde lid zijn tevens van toepassing op de militair van de Koninklijke marechaussee, indien hij optreedt in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, en op de militair van enig ander onderdeel van de krijgsmacht die op grond van deze wet bijstand verleent aan de politie.

7. Onze Minister van Justitie kan bepalen, dat de in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde buitengewone opsporingsambtenaren, voor zover door hem hetzij in persoon hetzij per categorie of eenheid aangewezen, de bevoegdheden omschreven in het eerste en derde lid kunnen uitoefenen. Alsdan wordt met overeenkomstige toepassing van artikel 9 een ambtsinstructie voor hen vastgesteld.

Artikel 8a

1. Een ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd tot het vorderen van inzage van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van personen, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van de politietaak.

2. Gelijke bevoegdheid komt toe aan de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn taak.

3. Gelijke bevoegdheid komt toe aan de militair van de Koninklijke marechaussee, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn politietaak, bedoeld in artikel 6, eerste lid, en aan de militair van de Koninklijke marechaussee of van enig ander onderdeel van de krijgsmacht die op grond van artikel 58, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 59, eerste lid, bijstand verleent aan de politie.

Artikel 9

1. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie voor zover het de Koninklijke marechaussee betreft, een ambtsinstructie voor de politie en voor de Koninklijke marechaussee vastgesteld.

2. Indien de militair van enig ander onderdeel van de krijgsmacht optreedt bij de uitvoering van zijn in de artikelen 59 en 60 omschreven taken is de ambtsinstructie van toepassing.

3. In de ambtsinstructie worden regels gegeven ter uitvoering van de artikelen 7 en 8.

4. Bij algemene maatregel van bestuur of krachtens algemene maatregel van bestuur bij ministeriële regeling worden regels gegeven omtrent maatregelen waaraan rechtens van hun vrijheid beroofde personen met het oog op hun insluiting kunnen worden onderworpen, voor zover dit noodzakelijk is in het belang van hun veiligheid of de veiligheid van anderen. De algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld op voordracht van Onze Ministers van Justitie, en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie voor zover het de Koninklijke marechaussee betreft.

5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op personen, die ten behoeve van de hulpverlening aan hen zijn ondergebracht bij de politie of de Koninklijke marechaussee.

6. De ambtenaren die door Onze Minister van Justitie zijn aangewezen voor het vervoer van rechtens van hun vrijheid beroofde personen, kunnen de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, uitoefenen, dan wel de maatregelen, bedoeld in het vierde lid, treffen, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de voorkoming van het zich onttrekken van de te vervoeren persoon aan het op hem uitgeoefende toezicht. De eerste volzin is van toepassing voor zover de rechtens van hun vrijheid beroofde personen zijn ondergebracht bij de politie of de Koninklijke marechaussee.

Artikel 10

Alle ambtenaren, belast met een politietaak, verlenen elkaar wederkerig de nodige hulp en betrachten bij voortduring een eendrachtige samenwerking bij het uitvoeren van die taak. Zij verlenen elkaar zoveel mogelijk de gevraagde medewerking.

Artikel 11

1. Zij die op grond van artikel 141, onder d en artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering tot opsporing van strafbare feiten bevoegd zijn, werken samen met de politie.

2. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kunnen regels worden gegeven over de samenwerking van de politie met de buitengewone opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.

Hoofdstuk IV. Gezag en toezicht over de politie

Artikel 12

1. Indien de politie in een gemeente optreedt ter handhaving van de openbare orde en ter uitvoering van de hulpverleningstaak, staat zij onder gezag van de burgemeester.

2. De burgemeester kan de betrokken ambtenaren van politie de nodige aanwijzingen geven voor de vervulling van de in het eerste lid bedoelde taken.

Artikel 13

1. Indien de politie optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel taken verricht ten dienste van de justitie, staat zij, tenzij in enige wet anders is bepaald, onder gezag van de officier van justitie.

2. De officier van justitie kan de betrokken ambtenaren van politie de nodige aanwijzingen geven voor de vervulling van de in het eerste lid bedoelde taken.

Artikel 14

De burgemeester en de officier van justitie overleggen regelmatig tezamen met het hoofd van het territoriale onderdeel van het regionale politiekorps, binnen welks grondgebied de gemeente geheel of ten dele valt, en, zo nodig, met de korpschef, over de taakuitvoering van de politie.

Artikel 15

1. Voor zover de Koninklijke marechaussee optreedt ter handhaving van de openbare orde staat zij onder gezag van de burgemeester. Voor zover zij optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel taken verricht ten dienste van de justitie, staat zij, tenzij in enige wet anders is bepaald, onder gezag van de officier van justitie. Het hoofd van het onderdeel van de Koninklijke marechaussee neemt alsdan aan het in artikel 14 bedoelde overleg deel op de wijze als daar is aangegeven.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de militair van enig ander onderdeel van de krijgsmacht, indien hij bijstand verleent aan de politie.

Artikel 15a

1. Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie gezamenlijk kunnen objecten en diensten aanwijzen waarvan bewaking of beveiliging door de politie noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van de Staat of de betrekkingen van Nederland met andere mogendheden, dan wel met het oog op zwaarwegende belangen van de samenleving.

2. De burgemeester draagt zorg voor de uitvoering van een besluit als bedoeld in het eerste lid, voorzover dat geschiedt ter handhaving van de openbare orde.

3. De officier van justitie draagt zorg voor de uitvoering van een besluit als bedoeld in het eerste lid, voorzover dat geschiedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.

Artikel 16

1. De commissaris van de Koning geeft, indien een ordeverstoring van meer dan plaatselijke betekenis dan wel ernstige vrees voor het ontstaan van zodanige ordeverstoring zulks noodzakelijk maakt, de burgemeesters in de provincie zoveel mogelijk na overleg met hen, de nodige aanwijzingen met betrekking tot het door hen ter handhaving van de openbare orde te voeren beleid.

2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan de commissarissen van de Koning, de burgemeesters en, in geval van een situatie als bedoeld in artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s, de voorzitter van een veiligheidsregio, zoveel mogelijk na overleg met hen, algemene en bijzondere aanwijzingen geven met betrekking tot de handhaving van de openbare orde, voorzover dat noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van de Staat of de betrekkingen van Nederland met andere mogendheden, dan wel met het oog op zwaarwegende belangen van de samenleving.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde aanwijzingen worden zo enigszins mogelijk schriftelijk gegeven.

4. De in het tweede lid bedoelde aanwijzingen aan de burgemeesters worden zoveel mogelijk gegeven door tussenkomst van de commissaris van de Koning. Indien dit niet mogelijk is, wordt hij zo spoedig mogelijk daarvan in kennis gesteld.

Artikel 17

1. Ten behoeve van de toepassing van de artikelen 15a, tweede lid, en 16 verstrekken de burgemeesters, de commissarissen van de Koning en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties elkaar de gewenste inlichtingen.

2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan regels geven ter uitvoering van het eerste lid.

Artikel 18

1. De commissaris van de Koning ziet toe dat de politie in zijn ambtsgebied haar taak de openbare orde te handhaven en hulp te verlenen naar behoren vervult.

2. Hij ziet eveneens toe op een juiste vervulling van de taak ter handhaving van de openbare orde die de Koninklijke marechaussee op grond van deze wet uitvoert.

Artikel 19

1. Het College van procureurs-generaal ziet toe dat de politie haar taak met betrekking tot de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en haar taken ten dienste van de justitie naar behoren vervult.

2. Het College van procureurs-generaal ziet eveneens toe op een juiste vervulling van de taken die de Koninklijke marechaussee ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel ten dienste van de justitie, op grond van deze wet uitvoert of verricht.

Artikel 20

1. De commissaris van de Koning en het College van procureurs-generaal plegen regelmatig met elkaar overleg over de taakuitoefening van de politie en de Koninklijke marechaussee in het ambtsgebied van de betrokken commissaris van de Koning. Zij verstrekken elkaar de gewenste inlichtingen.

2. De burgemeester en de officier van justitie verstrekken aan de commissaris van de Koning en aan het College van procureurs-generaal, met betrekking tot de politie en de vervulling van haar taak, de gewenste inlichtingen en doen hun ook ongevraagd mededeling van hetgeen ter zake van belang kan zijn.

Hoofdstuk V. De regionale politiekorpsen

Artikel 21

1. Het Nederlandse grondgebied is verdeeld in 25 regio’s overeenkomstig de bij deze wet behorende bijlage. Deze bijlage kan, voor zover het de grenzen van de regio’s en de naamgeving van de daarin voorkomende gemeenten betreft, bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden gewijzigd. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen regels worden gegeven over de overgang van personeel, vermogensrechten, rechtsgedingen of andere rechten en verplichtingen, alsmede over de overgang van archieven indien een wijziging van de grenzen van de regio’s daartoe aanleiding geeft.

2. Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, treedt niet eerder in werking dan drie maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers der Staten-Generaal onder overlegging van de over het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur uitgebrachte adviezen.

3. In elke regio is een regionaal politiekorps.

4. De regio is rechtspersoon.

5. De regio heeft haar zetel in de gemeente die in de bijlage, genoemd in het eerste lid, als zodanig voor elke regio is aangewezen.

Artikel 22

1. De regio wordt bestuurd door het regionale college overeenkomstig de artikelen 30 en 31.

2. Het regionale college bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten in de regio en de hoofdofficier van justitie. Aan de vergaderingen van het regionale college wordt tevens deelgenomen door de korpschef.

3. Voorzitter van het regionale college is de korpsbeheerder. Hij vertegenwoordigt de regio in en buiten rechte.

4. Op de burgemeesters, bedoeld in het tweede lid, is artikel 180 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23

1. In elke regio is een korpsbeheerder die bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gehoord het regionale college, wordt benoemd en herbenoemd uit de burgemeesters van de gemeenten in de regio voor een periode van zes jaar.

2. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen nadere regels worden gegeven omtrent de bij de benoeming te volgen procedure.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden regels gegeven omtrent de rechtspositie van de korpsbeheerder.

4. Het regionale college wijst in overeenstemming met de korpsbeheerder een burgemeester van een gemeente in de regio aan die de korpsbeheerder bij afwezigheid, belet of ontstentenis vervangt.

5. De korpsbeheerder kan bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden geschorst en ontslagen, in ieder geval als de doelstellingen, bedoeld in artikel 43b, niet of in onvoldoende mate zijn of worden verwezenlijkt.

6. In geval van schorsing of ontslag van de korpsbeheerder kan in bijzondere omstandigheden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een waarnemend korpsbeheerder worden benoemd voor wie niet de vereisten gelden, bedoeld in het eerste lid.

7. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vraagt ter zake van de benoeming, de herbenoeming, de schorsing en het ontslag van de korpsbeheerder, alsmede omtrent de benoeming van een waarnemend korpsbeheerder, advies aan de commissaris van de Koning, die volgens bij de ambtsinstructie, bedoeld in artikel 182 van de Provinciewet, gegeven regels advies uitbrengt, en, door tussenkomst van Onze Minister van Justitie, aan het College van procureurs-generaal.

Artikel 24

1. Het beheer van het regionale politiekorps berust bij de korpsbeheerder, die daartoe wordt bijgestaan door de korpschef.

2. De dagelijkse leiding van het regionale politiekorps berust bij de korpschef.

3. De korpsbeheerder stelt in een instructie nadere regels vast met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de korpschef.

Artikel 25

1. De korpschef en het lid van de leiding dat in het bijzonder verantwoordelijk is voor de recherchefunctie, worden benoemd, geschorst en ontslagen bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

2. De korpsbeheerder stelt voor de benoeming tot korpschef en het lid van de leiding dat in het bijzonder verantwoordelijk is voor de recherchefunctie, een aanbeveling op, gehoord de hoofdofficier van justitie en het regionale college. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vraagt ter zake advies aan de commissaris van de Koning, die volgens bij de ambtsinstructie, bedoeld in artikel 182 van de Provinciewet, gegeven regels advies uitbrengt, en, door tussenkomst van Onze Minister van Justitie, aan het College van procureurs-generaal.

3. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt bepaald welke andere ambtenaren die deel uitmaken van de leiding van het regionale politiekorps, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, worden benoemd, geschorst of ontslagen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26

Onverminderd de artikelen 25 en 52 worden de ambtenaren van het regionale politiekorps benoemd, bevorderd, geschorst en ontslagen door de korpsbeheerder.

Artikel 27

1. De korpsbeheerder en de hoofdofficier van justitie overleggen regelmatig tezamen met de korpschef.

2. Het in het eerste lid bedoelde overleg vindt in elk geval plaats over:

a. het ontwerp van de organisatie, de formatie, de begroting, de jaarrekening, het beleidsplan en het jaarverslag voor het regionale politiekorps;

b. de uitvoering van het beleidsplan en de verwezenlijking van de doelstellingen, bedoeld in artikel 43b.

3. De korpsbeheerder en de hoofdofficier van justitie, alsmede de korpschef, verschaffen elkaar de gewenste inlichtingen.

Artikel 28

1. De korpsbeheerder stelt in overeenstemming met de hoofdofficier van justitie en met inachtneming van artikel 43b, derde en vierde lid, tenminste eenmaal in de vier jaar het ontwerp van het beleidsplan en jaarlijks het ontwerp van de organisatie, de formatie, de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag voor het regionale politiekorps op. Voorafgaand aan het opstellen van het ontwerp van het beleidsplan, bedoeld in de eerste volzin, worden de gemeenteraden in de regio gehoord over de lokale prioriteiten in hun gemeenten.

2. De in het eerste lid bedoelde stukken worden onverwijld ter kennis gebracht van de gemeenteraden in de regio, de commissaris van de Koning en het College van procureurs-generaal en ter vaststelling toegezonden aan het regionale college.

Artikel 29

Indien de korpsbeheerder en de hoofdofficier van justitie niet met elkaar tot overeenstemming kunnen komen over de in artikel 28, eerste en tweede lid, bedoelde stukken, legt de korpsbeheerder dit verschil van zienswijze schriftelijk voor aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die alsdan, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, beslist. De korpsbeheerder brengt de stukken in overeenstemming met de beslissing van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 30

1. Onverminderd artikel 43d, legt de korpsbeheerder over het door hem gevoerde beheer van het regionale politiekorps verantwoording af aan het regionale college.

2. De korpsbeheerder en de hoofdofficier van justitie, alsmede, indien daartoe door de korpsbeheerder uitgenodigd, de korpschef, geven, zo nodig vertrouwelijk, mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van het regionale college gevraagde inlichtingen.

Artikel 31

1. Het regionale college stelt tenminste eenmaal in de vier jaar het beleidsplan en jaarlijks de organisatie, de formatie, de begroting, de jaarrekening, en het jaarverslag voor het regionale politiekorps vast. Onverminderd de zeggenschap van het bevoegd gezag is de korpsbeheerder eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het beleidsplan.

2. Zodra het beleidsplan en het jaarverslag, bedoeld in het eerste lid, zijn vastgesteld, zendt de korpsbeheerder deze aan Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie alsmede aan de gemeenteraden in de regio, de commissaris van de Koning en het College van procureurs-generaal.

Artikel 32

1. De korpsbeheerder, dan wel de hoofdofficier van justitie kan tegen de vaststelling van de stukken, bedoeld in artikel 31, eerste lid, administratief beroep instellen bij de commissaris van de Koning. Deze beslist in overeenstemming met het College van procureurs-generaal op het beroep. De korpsbeheerder brengt de stukken in overeenstemming met het besluit van de commissaris van de Koning.

2. Indien de commissaris van de Koning en het College van procureurs-generaal niet tot overeenstemming komen over de beslissing op het beroep, treden Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie in de plaats van de commissaris van de Koning, respectievelijk het College van procureurs-generaal. De korpsbeheerder brengt de stukken in overeenstemming met het besluit van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

3. Bij de ambtsinstructie, bedoeld in artikel 182 van de Provinciewet, worden nadere regels gegeven over de taken van de commissaris van de Koning, bedoeld in het eerste en tweede lid.

4. Artikel 7:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing. Artikel 7:25 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing voor zover het het beroepsorgaan verplicht een nieuw besluit te nemen.

5. In spoedeisende gevallen kan de korpsbeheerder, in overeenstemming met de hoofdofficier van justitie, zolang niet op het beroep is beslist, een voorlopige voorziening treffen, waarbij zo nodig wordt afgeweken van het besluit van het regionale college. Deze voorziening komt te vervallen zodra de stukken in overeenstemming zijn gebracht met het besluit van de commissaris van de Koning onderscheidenlijk Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Van de inhoud van de voorlopige voorziening wordt onverwijld aan het regionale college kennis gegeven.

Artikel 33

1. Het regionale college stelt regels vast over zijn werkwijze.

2. De in het eerste lid bedoelde regels bepalen in elk geval de minimum-termijn waarop de vergaderingen van het regionale college worden uitgeschreven en het vereiste aantal leden dat aanwezig moet zijn om rechtsgeldig besluiten te nemen, alsmede de gevallen waarin de besluitvorming schriftelijk dan wel mondeling geschiedt.

Внимание! Это не конец книги.

Если начало книги вам понравилось, то полную версию можно приобрести у нашего партнёра - распространителя легального контента. Поддержите автора!

Страницы книги >> 1
  • 0 Оценок: 0

Правообладателям!

Данное произведение размещено по согласованию с ООО "ЛитРес" (20% исходного текста). Если размещение книги нарушает чьи-либо права, то сообщите об этом.

Читателям!

Оплатили, но не знаете что делать дальше?


Популярные книги за неделю


Рекомендации