Электронная библиотека » Nederland » » онлайн чтение - страница 6


  • Текст добавлен: 2 июля 2019, 19:40


Автор книги: Nederland


Жанр: Юриспруденция и право, Наука и Образование


сообщить о неприемлемом содержимом

Текущая страница: 6 (всего у книги 21 страниц) [доступный отрывок для чтения: 7 страниц]

Шрифт:
- 100% +

• 4. De partij die het stellen van zekerheid vordert, wordt niet geacht daardoor de rechtsmacht van de rechter te hebben erkend.

• 5. Het vonnis waarbij het stellen van zekerheid wordt bevolen, drukt de som uit tot beloop waarvan de zekerheid moet worden verstrekt.

Elfde afdeling. Schorsing en hervatting


Artikel 225

• 1.Gronden voor schorsing van het geding zijn:

a. de dood van een partij;

b. verandering van de persoonlijke staat van een partij;

c. het ophouden van de betrekkingen waarin een partij het geding voerde, hetzij ten gevolge van rechtsopvolging onder algemene titel op een ander, hetzij door een andere oorzaak.

• 2.Schorsing vindt plaats door betekening van de ingeroepen grond voor de schorsing aan de wederpartij dan wel door een daartoe strekkende akte ter rolle. Bij gebreke hiervan wordt het geding op naam van de oorspronkelijke partij voortgezet.

• 3.Alle proceshandelingen, verricht nadat de schorsing is ingetreden, zijn nietig.

• 4.Schorsing kan niet meer plaatsvinden nadat de dag is bepaald waarop het vonnis zal worden uitgesproken.


Artikel 226

• 1.In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, wordt het geding van rechtswege geschorst doordat de gestelde advocaat overlijdt of doordat hij zijn hoedanigheid van advocaat verliest.

• 2.Artikel 225, derde en vierde lid, is van toepassing.


Artikel 227

• 1.In de gevallen, bedoeld in artikel 225, eerste lid, wordt het geding hervat in de stand waarin dit zich bij de schorsing bevond:

a. doordat de partij bij wie de grond voor de schorsing is opgekomen bij de betekening van de schorsingsgrond verklaart dat het geding wordt hervat;

b. doordat een der partijen, met instemming van de andere partij, een daartoe strekkende akte ter rolle neemt, dan wel bij exploot verklaart dat het geding wordt hervat.

• 2.De partij die bij de in het eerste lid, onder a, bedoelde betekening of het in het eerste lid, onder b, bedoelde exploot verklaart dat het geding wordt hervat, roept daarbij de andere partij op tegen de dag waarop zij de zaak ter rolle wil doen dienen. Voor deze oproeping moeten de voor dagvaarding voorgeschreven termijnen in acht worden genomen.

• 3.In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, stellen zij opnieuw advocaat.


Artikel 228

• 1.In geval van schorsing wegens overlijden of verlies van de hoedanigheid van de gestelde advocaat, wordt het geding hervat in de stand waarin dit zich bij de schorsing bevond doordat een der partijen, met instemming van de andere partij, een daartoe strekkende akte ter rolle neemt, dan wel bij exploot verklaart dat het geding wordt hervat.

• 2.Artikel 227, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Partijen stellen opnieuw advocaat.

Twaalfde afdeling. Het vonnis

§ 1. Algemeen


Artikel 229

De rechter bepaalt de dag waarop hij uitspraak zal doen en deelt deze dag aan de eiser en aan de in het geding verschenen gedaagde mede. Op verlangen van de in het geding verschenen partijen stelt de rechter de uitspraak uit.


Artikel 230

• 1.Het vonnis vermeldt:

a. de namen en de woonplaats van de partijen, en de namen van hun gemachtigden of advocaten;

b. het verloop van het geding;

c. de slotsom van de dagvaarding en de conclusies van partijen;

d. de slotsom van de conclusie van het openbaar ministerie in de gevallen waarin het is gehoord;

e. de gronden van de beslissing, waaronder begrepen de feiten waarop de beslissing rust;

f. de beslissing;

g. de naam van de rechter of, bij een meervoudige kamer, de namen van de rechters door wie het vonnis is gewezen;

h. de dag van de uitspraak.

• 2.Indien tegen de gedaagde of, bij meer gedaagden, tegen hen allen verstek is verleend en de vorderingen van de eiser geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, kan ten aanzien van de ingevolge het eerste lid onder a, c, e en f te vermelden gegevens worden volstaan met verwijzing naar een door de griffier gewaarmerkt afschrift van het exploot van dagvaarding waarop het vonnis wordt gesteld of dat aan het vonnis wordt gehecht.

• 3.Het vonnis wordt door de rechter, of, bij een meervoudige kamer, door de voorzitter en de griffier ondertekend. Het vonnis kan ook worden ondertekend door de rechter die het uitspreekt.


Artikel 231

• 1.Van de vonnissen verstrekt de griffier op de dag van de uitspraak een afschrift aan de eiser en aan de gedaagde die in het geding is verschenen. Betreft het een eindvonnis, dan is het afschrift dat wordt verstrekt aan een partij die tot tenuitvoerlegging van dat vonnis kan overgaan, opgemaakt in executoriale vorm.

• 2.De griffier verstrekt desverlangd tweede of verdere in executoriale vorm opgemaakte afschriften van een vonnis aan de partij die tot tenuitvoerlegging van dat vonnis kan overgaan, dan wel aan de rechtverkrijgenden onder algemene titel van deze partij. Artikel 28, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

• 3.Elk afschrift dat in executoriale vorm is opgemaakt, wordt gedagtekend.


Artikel 232

• 1.De rechter kan, voordat hij definitief over de zaak beslist, een tussenvonnis wijzen.

• 2.Van de artikelen 230 en 231, eerste lid, kan, voor zover nodig, worden afgeweken:

a. indien een tussenvonnis wordt gewezen bij een verschijning van partijen ter terechtzitting als bedoeld in de artikelen 87 en 88 en indien alle partijen aldaar zijn verschenen;

b. indien een tussenvonnis wordt gewezen ter beslissing op een incidentele vordering en de wederpartij te kennen geeft tegen toewijzing geen bezwaar te hebben.


Artikel 233

• 1.Tenzij uit de wet of uit de aard van de zaak anders voortvloeit, kan de rechter, indien dit wordt gevorderd, verklaren dat zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn niettegenstaande daartegen aan te wenden rechtsmiddelen. De rechter kan een vonnis waarbij op de voet van artikel 195 wordt beslist omtrent een voorschot ter zake van de kosten van deskundigen, ook ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

• 2.De uitvoerbaarverklaring bij voorraad kan het gehele vonnis betreffen of een gedeelte daarvan.

• 3.De rechter kan aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde verbinden dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld.


Artikel 234

Indien het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en tegen dat vonnis een rechtsmiddel is aangewend, kan alsnog een incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dat vonnis worden ingesteld.


Artikel 235

Indien het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, evenwel zonder dat daaraan de voorwaarde is verbonden dat zekerheid wordt gesteld, en indien tegen dat vonnis een rechtsmiddel is aangewend, kan alsnog een daartoe strekkende incidentele vordering worden ingesteld.


Artikel 236

• 1. Beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, hebben in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht.

• 2. Onder partijen worden mede begrepen de rechtverkrijgenden onder algemene of bijzondere titel, tenzij uit de wet anders voortvloeit.

• 3. Het gezag van gewijsde wordt niet ambtshalve toegepast.

§ 2. Kosten


Artikel 237

• 1. De partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, wordt in de kosten veroordeeld. De kosten mogen echter geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd tussen echtgenoten of geregistreerde partners of andere levensgezellen, bloedverwanten in de rechte lijn, broers en zusters of aanverwanten in dezelfde graad, alsmede indien partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld. Ook kan de rechter de kosten die nodeloos werden aangewend of veroorzaakt, voor rekening laten van de partij die deze kosten aanwendde of veroorzaakte.

• 2. Bij een tussenvonnis kan de beslissing over de kosten tot het eindvonnis worden aangehouden.

• 3. Het bedrag van de kosten waarin de verliezende partij wordt veroordeeld, wordt, voor zover die kosten vóór de uitspraak zijn gemaakt en niet aan haar zijde zijn gevallen, bij het vonnis vastgesteld.

• 4. De na de uitspraak ontstane kosten worden op verzoek van de partij in het voordeel van wie een kostenveroordeling is uitgesproken, begroot door de rechter die het vonnis heeft gewezen. Deze geeft daarvoor een bevelschrift af. Hiertegen is geen hogere voorziening toegelaten.


Artikel 238

• 1.In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen, wordt, indien de wederpartij van de in het ongelijk gestelde partij zonder gemachtigde procedeert, onder de kosten waarin laatstgenoemde partij wordt veroordeeld, opgenomen een door de rechter te bepalen bedrag voor noodzakelijke reis– en verblijfkosten van die wederpartij. De rechter kan onder de kosten waarin de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld, ook opnemen een door hem te bepalen bedrag voor noodzakelijke verletkosten van de wederpartij.

• 2.Procedeert de wederpartij van de in het ongelijk gestelde partij met een gemachtigde, dan wordt onder die kosten een door de rechter te bepalen bedrag opgenomen voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde, tenzij de rechter om in het vonnis te vermelden redenen anders beslist.


Artikel 239

In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, kunnen van de kosten van de wederpartij slechts de salarissen en verschotten van de advocaat van die wederpartij ten laste van de in het ongelijk gestelde partij worden gebracht.


Artikel 240

Kosten terzake van ambtshandelingen, verricht door gerechtsdeurwaarders, worden berekend overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde tarieven.


Artikel 241

Ter zake van verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 240 bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten, zoals die ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak, kan jegens de wederpartij geen vergoeding op grond van artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek worden toegekend, maar zijn alleen de regels betreffende proceskosten van toepassing.


Artikel 242

• 1.De rechter kan bedragen die geacht kunnen worden te zijn bedongen ter vergoeding van proceskosten of van buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 96, tweede lid, onder b en c, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ambtshalve matigen, doch niet tot onder het bedrag van de krachtens de wet te begroten proceskosten respectievelijk het bedrag van de buitengerechtelijke kosten die, gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht, jegens de wederpartij redelijk zijn.

• 2.Het eerste lid geldt niet voor overeenkomsten die strekken tot regeling van een reeds gerezen geschil.


Artikel 243 [Vervallen per 01-11-2010]


Artikel 244

• 1. Indien ten aanzien van een partij, met toepassing van het derde lid van artikel 199, het bedrag van de schadeloosstelling en het loon van deskundigen voorlopig in debet zijn gesteld, veroordeelt de rechter de partij die in de kosten van het geding wordt verwezen ambtshalve om dit bedrag aan de griffier te voldoen.

• 2. Indien de kosten geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd, stelt de rechter vast welk deel van het in het eerste lid bedoelde bedrag elk der partijen dient te dragen en veroordeelt hen dienovereenkomstig tot voldoening aan de griffier.

• 3. De tweede zin van artikel 205, tweede lid, is van toepassing.


Artikel 245

• 1.Indien blijkt dat een partij niet bestaat, of dat zij niet rechtsgeldig in het geding is verschenen doordat een daartoe niet bevoegde voor haar is opgetreden of tot het voeren van een geding opdracht heeft gegeven, geschiedt een veroordeling in de kosten, wanneer daartoe aanleiding is, in plaats van ten laste van de partij in naam van wie in rechte is opgetreden, ten laste van de gemachtigde of advocaat van die partij, of van degene die tot het voeren van het geding opdracht heeft gegeven, in het eerste geval onverminderd het verhaal van die advocaat of gemachtigde op zijn opdrachtgever.

• 2.Alvorens aldus te beslissen, stelt de rechter de betrokkene in de gelegenheid zijn standpunt naar voren te brengen en toe te lichten.

Dertiende afdeling. Afbreking van de instantie

§ 1. Doorhaling op de rol


Artikel 246

• 1.Op verlangen van partijen wordt de zaak op de rol doorgehaald.

• 2.De enkele doorhaling op de rol heeft geen rechtsgevolgen. Partijen kunnen de rechtsgevolgen bij overeenkomst bepalen.


Artikel 247

Indien geen van partijen er, na in de gelegenheid te zijn gesteld zich daarover uit te laten, blijk van geeft het geding te willen voortzetten, kan de zaak ook ambtshalve op de rol worden doorgehaald.


Artikel 248

Indien ten aanzien van een partij, met toepassing van het derde lid van artikel 199, het bedrag van de schadeloosstelling en het loon van deskundigen voorlopig in debet zijn gesteld, beslist de rechter met overeenkomstige toepassing van artikel 244, tweede lid, welk deel van dit bedrag elk der partijen dient te dragen en veroordeelt hen dienovereenkomstig tot voldoening aan de griffier.

§ 2. Afstand van instantie


Artikel 249

• 1.Zolang de gedaagde niet voor antwoord heeft geconcludeerd, kan de eiser afstand doen van de instantie.

• 2.De eiser is verplicht de proceskosten van de gedaagde te betalen.

• 3.Artikel 248 is van overeenkomstige toepassing.


Artikel 250

• 1.Afstand van instantie wordt gedaan bij akte ter rolle.

• 2.Indien de afstand door een advocaat of een gemachtigde wordt gedaan, legt deze een hem daartoe door de eiser verstrekte bijzondere volmacht over.

• 3.Door afstand van instantie worden partijen van rechtswege hersteld in de toestand als ware het geding niet in deze instantie aanhangig geweest, onverminderd het bepaalde in artikel 316, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

• 4.Ter zake van de betaling van de kosten vaardigt de rechter op verlangen van de gedaagde een bevelschrift uit. Het bevelschrift is uitvoerbaar bij voorraad.

• 5.Nadat hij de kosten heeft betaald, kan de eiser de vordering opnieuw instellen.

§ 3. Verval van instantie


Artikel 251

• 1.Indien de proceshandeling waarvoor de zaak staat, langer dan twaalf maanden niet is verricht, bepaalt de rechter op verlangen van de wederpartij van de partij die de proceshandeling moet verrichten, een roldatum waarop deze wederpartij verval van instantie kan vorderen, dan wel kan vragen om een laatste uitstel te verlenen aan de partij die de proceshandeling moet verrichten of om vonnis te wijzen. De rechter kan hiertoe, eveneens na verloop van twaalf maanden, ook ambtshalve een roldatum bepalen.

• 2.De in het eerste lid bedoelde roldatum wordt in beide gevallen bepaald op een termijn van ten hoogste drie maanden.

• 3.Verval van instantie kan op de bepaalde roldatum slechts worden gevorderd indien het voornemen daartoe ten minste twee weken vóór die roldatum aan de nalatige partij is aangezegd.

• 4.De rechter wijst de vordering tot verval van instantie toe, tenzij voor of op die roldatum

o a. de proceshandeling alsnog wordt verricht, of

o b. de wederpartij van de partij die het verval vordert, aannemelijk maakt dat voor de vertraging van het geding een reden bestaat die deze in redelijkheid kan rechtvaardigen.

• 5.Indien op de ingevolge het eerste lid bepaalde roldatum de proceshandeling waarvoor de zaak staat niet alsnog is of wordt verricht, en voorts de wederpartij van degene die de proceshandeling moet verrichten geen verval van instantie vordert noch zich anderszins uitlaat over de voortgang van het geding als bedoeld in het eerste lid, wordt de zaak op de rol doorgehaald.


Artikel 252

• 1.De kosten van de vervallen instantie worden van rechtswege gecompenseerd. De rechter kan echter, indien hij daartoe gronden aanwezig acht, een partij geheel of gedeeltelijk in de kosten veroordelen.

• 2.Artikel 248 is van overeenkomstige toepassing.


Artikel 253

• 1.Door verval van instantie worden partijen van rechtswege hersteld in de toestand als ware het geding niet in deze instantie aanhangig geweest, onverminderd het bepaalde in artikel 316, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

• 2.Wordt de vordering opnieuw ingesteld, dan kan wederom gebruik worden gemaakt van in de vervallen instantie gedane gerechtelijke erkentenissen en bijgebracht bewijs.

Veertiende afdeling. Het kort geding


Artikel 254

• 1.In alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, is de voorzieningenrechter bevoegd deze te geven.

• 2.Op aanvraag van de belanghebbende partij kan de voorzieningenrechter de dagvaarding bevelen tegen de dag en het uur, de zondag daarbij inbegrepen, voor elk geval te bepalen. Hij kan daarbij tevens bevelen dat de terechtzitting op een andere plaats dan in het gerechtsgebouw wordt gehouden. De voorzieningenrechter kan aan de dagbepaling voorwaarden verbinden, die door de eiser in acht moeten worden genomen. Deze voorwaarden moeten uit de dagvaarding blijken.

• 3.De zaak kan ook worden aangebracht op een terechtzitting, door de voorzieningenrechter te houden op de daartoe door hem te bepalen werkdagen.

• 4.In zaken die ten gronde door de kantonrechter worden behandeld en beslist is ook de kantonrechter bevoegd tot het geven van een voorziening als in deze afdeling bedoeld. Daarbij is op de kantonrechter van toepassing hetgeen omtrent de voorzieningenrechter is bepaald.


Artikel 255

• 1.De gedaagde kan in de zaken, bedoeld in artikel 79, tweede lid, behalve bij advocaat ook in persoon procederen, maar niet vertegenwoordigd door een gemachtigde die geen advocaat is.

• 2.Partijen kunnen ook vrijwillig ter terechtzitting van de voorzieningenrechter in kort geding verschijnen. Het eerste lid is van toepassing.

• 3.In andere korte gedingen niet ingeleid met een dagvaarding, kunnen partijen behalve bij advocaat ook in persoon procederen, maar niet vertegenwoordigd door een gemachtigde die geen advocaat is.


Artikel 256

Indien de voorzieningenrechter oordeelt dat de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist, weigert hij de voorziening.


Artikel 257

De beslissingen bij voorraad brengen geen nadeel toe aan de zaak ten principale.


Artikel 258

De voorzieningenrechter kan zijn vonnis ook ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.


Artikel 259

Het verzet moet worden gedaan bij de voorzieningenrechter. Artikel 255, eerste lid, is niet van toepassing.


Artikel 260 [Vervallen per 01-05-2007]

Derde titel. De verzoekschriftprocedure in eerste aanleg

Eerste afdeling. Algemene bepaling


Artikel 261

• 1.Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, is deze titel van toepassing op alle zaken die met een verzoekschrift moeten worden ingeleid, alsmede op zaken waarin de rechter ambtshalve een beschikking geeft.

• 2.Met een verzoekschrift worden ingeleid de zaken ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit.

Tweede afdeling. Relatieve bevoegdheid


Artikel 262

Tenzij de wet of een krachtens artikel 268a vastgestelde algemene maatregel van bestuur anders bepaalt, is bevoegd:

• a. de rechter van de woonplaats van hetzij de verzoeker of één van de verzoekers, hetzij één van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden dan wel, als zodanige woonplaats in Nederland niet bekend is, de rechter van het werkelijk verblijf van één van hen.

• b. indien het verzoek betrekking heeft op een bij dagvaarding ingeleid of in te leiden geding, de rechter die bevoegd is van dat geding kennis te nemen, tenzij het verzoek niet behoort tot diens absolute bevoegdheid.


Artikel 263

In zaken die uitsluitend betreffen de aanvulling van de registers van de burgerlijke stand of de inschrijving, doorhaling of wijziging van daarin in te schrijven of ingeschreven akten, is bevoegd de rechter binnen wiens rechtsgebied de akte is of moet worden ingeschreven. In zaken als bedoeld in de eerste zin, die betrekking hebben op krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage in te schrijven of ingeschreven akten, is bevoegd de rechter te ’s-Gravenhage.


Artikel 264

In zaken betreffende huur van gebouwde onroerende zaken of een gedeelte daarvan is uitsluitend bevoegd de rechter binnen wiens rechtsgebied het gehuurde of het grootste gedeelte daarvan is gelegen.


Artikel 265

In zaken betreffende minderjarigen is bevoegd de rechter van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige.


Artikel 266

In zaken betreffende curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen of mentorschap ten behoeve van meerderjarigen is bevoegd de rechter van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van degene wiens curatele onderscheidenlijk goederen of mentorschap het betreft.


Artikel 267

In zaken van afwezigheid of vermissing is bevoegd de rechter van de verlaten woonplaats van de afwezige of vermiste. Ten aanzien van de vaststelling van overlijden is bevoegd de rechter te 's-Gravenhage.


Artikel 268

• 1.In zaken betreffende nalatenschappen is bevoegd de rechter van de laatste woonplaats van de overledene. In afwijking van de eerste zin is in zaken die volgens afdeling 7 van titel 5 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek met een verzoekschrift moeten worden ingeleid, bevoegd de rechter van de woonplaats van de rechthebbende.

• 2.Van de in artikel 12, vierde lid, tweede volzin, bedoelde beschikking wordt door de griffier afschrift gezonden aan de als uitsluitend bevoegde aangewezen kantonrechter, aan de onder curatele gestelde, de rechthebbende en degene ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld en voorts aan de curator, de mentor en aan ieder der bewindvoerders. Van de beslissing is geen hogere voorziening toegelaten. De kantonrechter die als uitsluitend bevoegde is aangewezen, is aan die aanwijzing gebonden.


Artikel 268a

Indien een voortdurend gebrek aan voldoende zittingscapaciteit bij een rechtbank daartoe noodzaakt, kan bij algemene maatregel van bestuur voor de duur van ten hoogste twee jaar een andere dan de overeenkomstig de artikelen 262 tot en met 268 bevoegde rechtbank worden aangewezen als bevoegde rechtbank voor zaken die behoren tot een bij die maatregel aangewezen categorie. Onder zittingscapaciteit wordt verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onder h, van de Wet op de rechterlijke organisatie.


Artikel 269

Wijzen de artikelen 262 tot en met 268 of een krachtens artikel 268a vastgestelde algemene maatregel van bestuur geen bevoegde rechter aan, dan is de rechter te 's-Gravenhage bevoegd.


Artikel 270

• 1.Indien de rechter, zonodig ambtshalve, beslist dat niet hij, maar een andere rechter van gelijke rang bevoegd is, verwijst hij de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, naar die andere rechter. De griffier zendt een afschrift van de beschikking aan de rechter naar wie de zaak is verwezen. Verwijzing als bedoeld in dit lid vindt niet plaats indien de verzoeker en de opgeroepen belanghebbenden hebben aangegeven dat zij geen verwijzing wensen.

• 2.In zaken met betrekking tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed en ontbinding van een geregistreerd partnerschap en daarmee verband houdende verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening of een nevenvoorziening, vindt een verwijzing als bedoeld in het eerste lid slechts plaats indien de andere echtgenoot of geregistreerde partner de bevoegdheid betwist.

• 3.Tegen de beslissing waarbij een betwisting van bevoegdheid wordt verworpen of de zaak naar een andere rechter wordt verwezen, is geen hogere voorziening toegelaten. De rechter naar wie de zaak is verwezen, is aan die verwijzing gebonden. De vorige zin mist toepassing indien de rechter zich tevens absoluut onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar een hogere rechter.

Derde afdeling. Oproeping


Artikel 271

De oproeping van verzoekers of van in de procedure verschenen belanghebbenden geschiedt door de griffier bij gewone brief, tenzij de rechter anders bepaalt.


Artikel 272

De oproeping van niet in de procedure verschenen belanghebbenden geschiedt door de griffier bij aangetekende brief, tenzij de rechter anders bepaalt.


Artikel 273

De oproeping van een rechterlijke autoriteit, het openbaar ministerie of de raad voor de kinderbescherming geschiedt door de griffier bij gewone brief.


Artikel 274

Oproepingen die bij brief geschieden, vermelden de dag van de verzending. Deze vermelding geschiedt niet slechts op de envelop.


Artikel 275

Indien de griffier een bij aangetekende brief verzonden oproeping terug ontvangt en hem blijkt dat de geadresseerde op de dag van verzending of uiterlijk een week nadien in de daartoe bestemde registers ingeschreven stond op het op de oproeping vermelde adres, verzendt hij de oproeping onverwijld bij gewone brief. In de overige gevallen waarin de griffier de oproeping terug ontvangt, verbetert de griffier, indien mogelijk, het op de oproeping vermelde adres en verzendt hij de oproeping opnieuw bij aangetekende brief, tenzij de rechter anders bepaalt.


Artikel 276

• 1. Oproepingen vermelden de plaats, de dag en het uur van de terechtzitting. Zij worden zo spoedig mogelijk en ten minste een week vóór die dag verzonden, tenzij de rechter anders bepaalt.

• 2. Betreft de oproeping een belanghebbende in een zaak anders dan bij de sector kanton, dan bevat deze tevens de mededeling dat voor de indiening van een verweerschrift een griffierecht zal worden geheven, binnen welke termijn dit griffierecht betaald dient te worden, alsmede de hoogte daarvan. Hierbij wordt vermeld dat van een persoon die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:

1°. een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Rechtsbijstand, dan wel

2°. een verklaring van de raad als bedoeld in artikel 1, onder b, van die wet, waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen, bedoeld in artikel 35, derde en vierde lid, telkens onderdelen a tot en met d dan wel in die artikelleden, telkens onderdeel e, van die wet.


Artikel 277

• 1.De oproeping bij brief van verzoekers of belanghebbenden die geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland hebben, maar wel een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf in een Staat waar de verordening 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken («de betekening en de kennisgeving van stukken»), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 (PbEU L 324/79) van toepassing is, geschiedt door rechtstreekse verzending overeenkomstig artikel 14 van de verordening. In plaats daarvan mag het gerecht ook een vertaling van de oproeping verzenden in een taal als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening. Het gerecht maakt in de oproeping melding van de verzending, alsmede van het volgende:

a. de datum van verzending;

b. de wijze van verzending;

c. of een vertaling is verzonden en zo ja, in welke taal;

d. de mededeling in een van de in artikel 8, eerste lid, van de verordening bedoelde talen, dat degene voor wie het stuk bestemd is, dit mag weigeren als het niet gesteld is in of niet vergezeld gaat van een vertaling in een van de in artikel 8, eerste lid, van de verordening bedoelde talen en dat geweigerde stukken naar hem moeten worden gezonden.

• 2.Het gerecht mag de oproeping ook verrichten door verzending daarvan of van een vertaling daarvan als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de in het eerste lid bedoelde verordening aan een ontvangende instantie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van die verordening, ter betekening aan degene voor wie de oproeping bestemd is. Het gerecht maakt in de oproeping melding van de verzending, alsmede van volgende gegevens:

a. de datum van verzending;

b. de naam en het adres van de ontvangende instantie;

c. de wijze van verzending;

d. of een vertaling is verzonden en, zo ja, in welke taal;

e. de taal waarin het formulier als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de verordening is ingevuld;

f. de gevraagde wijze van betekening.

Vierde afdeling. Verloop van de procedure


Artikel 278

• 1.Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is.

• 2.Het verzoekschrift wordt ondertekend en ter griffie ingediend. Indien de voorzieningenrechter daarop moet beschikken, kan het aan deze ter hand worden gesteld.

• 3.Tenzij indiening bij de kantonrechter plaatsvindt of ingevolge bijzondere wettelijke bepaling niet door een advocaat behoeft te geschieden, wordt het verzoekschrift ondertekend door een advocaat. Het kantoor van die advocaat geldt als gekozen woonplaats van de verzoeker.

• 4.De griffier tekent de dag van indiening of de dag van terhandstelling aan de voorzieningenrechter op het verzoekschrift aan.


Artikel 279

• 1.De rechter bepaalt, tenzij hij zich aanstonds onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, onverwijld dag en uur waarop de behandeling aanvangt. Hij beveelt tevens oproeping van de verzoeker en voor zover nodig van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden. Bovendien kan hij te allen tijde belanghebbenden, bekende of onbekende, doen oproepen.

• 2.De oproepingen, behalve die van de verzoeker, gaan vergezeld van een afschrift van het verzoekschrift, tenzij een oproeping op andere wijze dan bij brief of exploot geschiedt, of de rechter anders bepaalt; in deze gevallen bevat de oproeping een korte omschrijving van het verzoek.

• 3.De opgeroepene verschijnt ter terechtzitting in persoon of bij een gemachtigde. In zaken waarin het verzoekschrift door een advocaat moet worden ingediend, verschijnt de opgeroepene in persoon of bij advocaat. De rechter kan verschijning in persoon bevelen. De opgeroepene die in persoon verschijnt, mag zich laten bijstaan door zijn raadsman. In zaken waarin het verzoekschrift door een advocaat moet worden ingediend, is de raadsman een advocaat.


Страницы книги >> Предыдущая | 1 2 3 4 5 6 7 | Следующая
  • 0 Оценок: 0

Правообладателям!

Данное произведение размещено по согласованию с ООО "ЛитРес" (20% исходного текста). Если размещение книги нарушает чьи-либо права, то сообщите об этом.

Читателям!

Оплатили, но не знаете что делать дальше?


Популярные книги за неделю


Рекомендации