Электронная библиотека » Nederland » » онлайн чтение - страница 3


  • Текст добавлен: 2 июля 2019, 19:40


Автор книги: Nederland


Жанр: Юриспруденция и право, Наука и Образование


сообщить о неприемлемом содержимом

Текущая страница: 3 (всего у книги 10 страниц) [доступный отрывок для чтения: 3 страниц]

Шрифт:
- 100% +

5. Het eerste lid is van toepassing voor zover het saldo van de in het jaar genoten voordelen uit hoofde van immateriële activa als bedoeld in dat lid, uitgaat boven de drempel. De drempel is gelijk aan:

a. het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten, bedoeld in het zesde lid, aan het einde van het voorafgaande jaar, vermeerderd met:

b. de voortbrengingskosten van de octrooi– en S&O-activa waarvoor de belastingplichtige in het jaar heeft gekozen voor toepassing van dit artikel, alsmede met:

c. een bedrag gelijk aan het saldo van de voordelen, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, indien dat saldo negatief is, en verminderd met:

d. de voordelen uit hoofde van de octrooi-activa, bedoeld in onderdeel b, genoten in de periode met ingang van het jaar van aanvraag van het octrooi tot en met het jaar voorafgaande aan het jaar van verlenen van het octrooi, voor zover deze voordelen niet uitgaan boven de som van de in onderdelen a, b en c bedoelde bedragen.

6. De inspecteur stelt gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag over het jaar bij voor bezwaar vatbare beschikking vast het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten aan het einde van het jaar, welk saldo is:

a. het bedrag dat bij het einde van het voorafgaande jaar op de voet van dit lid is vastgesteld, zo dat is vastgesteld, vermeerderd met:

b. de in het vijfde lid, onderdelen b en c, bedoelde vermeerderingen, en verminderd met:

c. de in het vijfde lid, onderdeel d, bedoelde vermindering, alsmede met:

d. de in het jaar genoten voordelen die de drempel van het jaar niet te boven gingen.

7. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat het in het zesde lid bedoelde saldo te laag is vastgesteld, kan de inspecteur de aldaar bedoelde beschikking herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, derde en vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing. Rechtsmiddelen tegen een in dat lid bedoelde beschikking kunnen uitsluitend betrekking hebben op de vermeerderingen ingevolge onderdeel b en de verminderingen ingevolge de onderdelen c en d van dat lid.

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels, waaronder nadere voorwaarden, worden gesteld voor de toepassing van dit artikel. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld voor de bepaling van de voordelen uit hoofde van een immaterieel activum als bedoeld in het eerste lid en voor de bepaling welk deel van de door een andere Mogendheid geheven belasting over voordelen die onder dit artikel vallen, op basis van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, kan worden verrekend met de verschuldigde vennootschapsbelasting.

9. Tot de voordelen, bedoeld in het eerste lid, wordt niet gerekend een bedrag ingevolge een RDA-beschikking of een correctie-RDA-beschikking als bedoeld in artikel 3.52a van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Afdeling 2.4. Groepsrentebox

Artikel 12c [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

1. Op gezamenlijk verzoek van de belastingplichtige en alle met hem verbonden lichamen in de zin van het vijfde lid die zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting, wordt bij hem en bij die verbonden lichamen het groepsrentesaldo als bedoeld in het derde lid bij het bepalen van de winst in aanmerking genomen voor 5/H gedeelte. Daarbij staat H voor het percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22, geldend voor het jaar van het groepsrentesaldo.

2. De toepassing van het eerste lid vangt aan met ingang van het jaar waarvoor het in dat lid bedoelde verzoek is gedaan en eindigt met ingang van het jaar waarin niet langer sprake is van een gezamenlijk verzoek van de belastingplichtige en alle met hem verbonden lichamen in de zin van het vijfde lid die zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting. De toepassing van het eerste lid kan eindigen op verzoek van de belastingplichtige nadat dit gedurende ten minste drie jaren op hem van toepassing is geweest.

3. Het groepsrentesaldo van een jaar van de belastingplichtige is het bedrag aan rente dat in dat jaar ten bate van de winst komt ter zake van geldleningen verstrekt aan verbonden lichamen in de zin van het vijfde lid, verminderd met het bedrag aan rente dat in dat jaar ten laste van de winst komt ter zake van geldleningen direct of indirect verschuldigd aan verbonden lichamen in de zin van het vijfde lid. Ingeval het bedrag aan rente dat ten bate van de winst komt, uitgaat boven het bedrag aan rente dat ten laste van de winst komt, is sprake van een positief groepsrentesaldo.

4. Een positief groepsrentesaldo van een jaar komt slechts in aanmerking voor de toepassing van het eerste lid voor zover dit saldo niet uitgaat boven een bedrag ter grootte van het hierna aangeduide percentage van het gemiddeld eigen vermogen van dat jaar bepaald naar de stand bij het begin en het einde van het jaar, waarbij dat gemiddelde vermogen ten minste op nihil wordt gesteld. Als percentage wordt genomen het op de voet van artikel 30f, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen berekende percentage van de heffingsrente, geldend voor het kwartaal waarin het jaar eindigt.

5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een met de belastingplichtige verbonden lichaam verstaan:

a. een lichaam waarin de belastingplichtige voor meer dan 50 % belang heeft;

b. een lichaam dat voor meer dan 50 % belang heeft in de belastingplichtige;

c. een lichaam waarin een derde voor meer dan 50 % belang heeft, terwijl deze derde tevens voor meer dan 50 % belang heeft in de belastingplichtige. Daarbij wordt een belang dat wordt gehouden door de echtgenoot of een minderjarig kind van een natuurlijk persoon aan die persoon toegerekend. Met een echtgenoot wordt gelijkgesteld de ongehuwde meerderjarige die ingevolge artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan kwalificeren als partner. Onder een kind wordt mede verstaan een kind van een echtgenoot alsmede een pleegkind.

6. Voor de toepassing van dit artikel wordt:

a. onder geldlening verstaan een vordering of schuld die voortvloeit uit een overeenkomst van geldlening of uit een daarmee vergelijkbare overeenkomst;

b. onder rente ter zake van geldleningen verstrekt aan een verbonden lichaam in de zin van het vijfde lid, mede begrepen de opbrengsten van kortlopende beleggingen voor zover de belastingplichtige aannemelijk maakt dat deze worden aangehouden met het oog op de verwerving van deelnemingen;

c. onder geldleningen verstrekt aan verbonden lichamen in de zin van het vijfde lid, niet begrepen geldleningen welke direct of indirect verband houden met de vervreemding van activa aan een verbonden lichaam in de zin van het vijfde lid, tenzij de belastingplichtige aannemelijk maakt dat aan de geldlening en de vervreemding in onderling verband in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen;

d. onder rente ter zake van geldleningen verstrekt aan verbonden lichamen in de zin van het vijfde lid of ter zake van geldleningen direct of indirect verschuldigd aan verbonden lichamen in de zin van dat lid, mede begrepen de kosten ter zake van die leningen;

e. onder geldleningen direct of indirect verschuldigd aan verbonden lichamen in de zin van het vijfde lid, mede begrepen een geldlening die is verschuldigd aan een niet verbonden lichaam of aan een natuurlijk persoon, ingeval de uit die lening verkregen middelen via een kapitaalstorting zijn aangewend ter verkrijging van opbrengsten waarop het eerste lid van toepassing is, tenzij de belastingplichtige aannemelijk maakt dat aan de geldlening en de kapitaalstorting in onderling verband in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen.

7. Onze Minister kan op verzoek van een samenwerkende groep van niet-verbonden lichamen de inspecteur machtigen, onder door Onze Minister te stellen voorwaarden, de lichamen die tot deze groep behoren voor de toepassing van dit artikel als met elkaar verbonden aan te merken.

8. Onze Minister kan op verzoek van een groep van verbonden lichamen de inspecteur machtigen, onder door Onze Minister te stellen voorwaarden, de lichamen die tot een zelfstandig onderdeel van de groep behoren voor de toepassing van dit artikel als niet-verbonden lichamen aan te merken met de lichamen die behoren tot een ander zelfstandig onderdeel van de groep.

9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels, waaronder nadere voorwaarden, worden gesteld voor de toepassing van dit artikel. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld voor de bepaling welk deel van de door een andere Mogendheid geheven belasting over voordelen die onder dit artikel vallen, op basis van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, kan worden verrekend met de verschuldigde vennootschapsbelasting.

Afdeling 2.5. Deelnemingen

Artikel 13

1. Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking de voordelen uit hoofde van een deelneming, alsmede de kosten ter zake van de verwerving of de vervreemding van die deelneming (deelnemingsvrijstelling).

2. Van een deelneming is sprake indien de belastingplichtige:

a. voor ten minste 5 % van het nominaal gestorte kapitaal aandeelhouder is van een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;

b. ten minste 5 % bezit van het aantal in omloop zijnde bewijzen van deelgerechtigdheid in een fonds voor gemene rekening; daarbij wordt het aantal andere dan enkelvoudige bewijzen van deelgerechtigdheid herleid tot een daarmee overeenstemmend aantal enkelvoudige bewijzen;

c. lid is van een coöperatie of van een vereniging op coöperatieve grondslag;

d. als commanditaire vennoot een aandeel heeft in de vennootschappelijke gemeenschap van een open commanditaire vennootschap en daardoor voor ten minste 5 % deelt in het door die vennootschap behaalde voordeel.

3. Ingeval de belastingplichtige in het bezit is van aandelen in een vennootschap die is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten dat voorziet in een verlaging van belastingheffing op dividenden op grond van het aantal stemrechten, is, in afwijking van het tweede lid, aanhef en onderdeel a, eveneens sprake van een deelneming indien de aandelen in het bezit van de belastingplichtige ten minste 5 % van de stemrechten vertegenwoordigen.

4. Indien de belastingplichtige in een lichaam een deelneming heeft als bedoeld in het tweede of derde lid, worden onder deze deelneming mede begrepen door de belastingplichtige gehouden:

a. winstbewijzen van dat lichaam;

b. schuldvorderingen op dat lichaam als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d.

5. Van een deelneming is mede sprake indien de belastingplichtige:

a. aandeelhouder is van een vennootschap, deelgerechtigd is in een fonds voor gemene rekening, of als commanditaire vennoot een aandeel heeft in de vennootschappelijke gemeenschap van een open commanditaire vennootschap, terwijl deze vennootschap, onderscheidenlijk dit fonds voor gemene rekening of deze open commanditaire vennootschap met de belastingplichtige is verbonden in de zin van artikel 10a, vierde lid, of waarin een met de belastingplichtige verbonden lichaam een deelneming heeft als bedoeld in het tweede of derde lid;

b. een schuldvordering op een lichaam bezit als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, terwijl de belastingplichtige daarin geen maar een met de belastingplichtige verbonden lichaam wel een deelneming als bedoeld in het tweede of derde lid heeft, of dat lichaam met de belastingplichtige is verbonden in de zin van artikel 10a, vierde lid;

c. houder is van een winstbewijs van een lichaam, terwijl de belastingplichtige daarin geen maar een met de belastingplichtige verbonden lichaam wel een deelneming als bedoeld in het tweede of derde lid heeft, of dat lichaam met de belastingplichtige is verbonden in de zin van artikel 10a, vierde lid.

6. Indien een deelneming of een deel daarvan is vervreemd of verkregen tegen een prijs welke geheel of ten dele bestaat uit een recht op een of meer termijnen waarvan het aantal of de omvang in het jaar van de vervreemding of de verkrijging nog niet vaststaat, behoren bij de vervreemder de waardeveranderingen van dat recht en bij de verkrijger de waardeveranderingen van de met dat recht corresponderende verplichting tot de voordelen uit hoofde van de deelneming. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing bij aanpassingen van de prijs waartegen is vervreemd of verkregen; voorts is die volzin van overeenkomstige toepassing op de houder van een deelneming van wie door de vennootschap waarin de deelneming wordt gehouden, aandelen zijn ingekocht.

7. Indien de inspecteur vooraf bij voor bezwaar vatbare beschikking, eventueel onder het stellen van nadere voorwaarden, heeft vastgesteld dat een rechtshandeling strekt tot het afdekken van valutarisico dat met een deelneming wordt gelopen, behoort een voordeel uit de desbetreffende rechtshandeling tot de voordelen uit hoofde van de deelneming.

8. De deelnemingsvrijstelling vindt geen toepassing ten aanzien van een belastingplichtige die als beleggingsinstelling is aangemerkt.

9. De deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing op voordelen uit hoofde van een als belegging gehouden deelneming (beleggingsdeelneming), alsmede op de kosten ter zake van de verwerving of de vervreemding van die deelneming, tenzij sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming.

10. Een deelneming wordt in ieder geval geacht een beleggingsdeelneming te zijn indien:

a. de bezittingen van het lichaam waarin de belastingplichtige de deelneming heeft, geconsolideerd beschouwd, doorgaans grotendeels bestaan uit belangen als bedoeld in het veertiende lid, met dien verstande dat voor de consolidatie alleen belangen van ten minste 5 % in aanmerking worden genomen;

b. de functie van het lichaam waarin de belastingplichtige de deelneming heeft tezamen met de lichamen waarin dit lichaam een belang van ten minste 5 % heeft, grotendeels bestaat uit het direct of indirect financieren van de belastingplichtige of van met de belastingplichtige verbonden lichamen, dan wel van bedrijfsmiddelen die door de belastingplichtige of door met de belastingplichtige verbonden lichamen worden gebruikt, daaronder begrepen het ter beschikking stellen van het gebruik of het gebruiksrecht van bedrijfsmiddelen.

11. Voor de toepassing van het negende lid, artikel 13aa, eerste, derde en vijfde lid, 13ba, veertiende lid, en artikel 23c, tweede tot met vijfde lid, wordt een deelneming van de belastingplichtige in een lichaam als kwalificerende beleggingsdeelneming aangemerkt indien:

a. het lichaam is onderworpen aan een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing;

b. de bezittingen van het lichaam onmiddellijk of middellijk, doorgaans voor minder dan de helft bestaan uit laagbelaste vrije beleggingen, met dien verstande dat voor de toepassing van dit onderdeel en artikel 13a laagbelaste vrije beleggingen niet als zodanig in aanmerking worden genomen indien de bezittingen van het lichaam dat de laagbelaste vrije beleggingen bezit doorgaans ten minste hoofdzakelijk bestaan uit andere bezittingen dan laagbelaste vrije beleggingen, waarbij de deelnemingen die dat lichaam houdt worden geacht geen bezittingen te zijn.

12. Voor de toepassing van het elfde lid en artikel 13a, eerste lid, worden als vrije beleggingen aangemerkt:

a. andere beleggingen dan die welke redelijkerwijs noodzakelijk zijn in het kader van de ondernemingsactiviteiten van het lichaam dat de beleggingen bezit, met uitzondering van beleggingen bestaande uit onroerende zaken – daaronder mede begrepen rechten die direct of indirect betrekking hebben op onroerende zaken – die niet in het bezit zijn van een lichaam dat is aangemerkt als beleggingsinstelling of vrijgestelde beleggingsinstelling;

b. bezittingen die worden aangewend voor werkzaamheden die grotendeels bestaan uit het direct of indirect financieren van de belastingplichtige of van met de belastingplichtige verbonden lichamen, met uitzondering van:

1B°. bezittingen waarvan het aannemelijk is dat deze worden gehouden door een lichaam waarvan de werkzaamheden ingevolge bij ministeriële regeling te stellen regels kunnen worden aangemerkt als actieve financieringswerkzaamheden;

2B°. bezittingen waarvan blijkt dat de aanschaffings– of voortbrengingskosten geheel of nagenoeg geheel zijn gefinancierd door geldleningen verkregen van andere dan verbonden lichamen of verbonden natuurlijke personen;

c. bedrijfsmiddelen die worden aangewend voor werkzaamheden die grotendeels bestaan uit het ter beschikking stellen van het gebruik of het gebruiksrecht er van aan de belastingplichtige of aan met de belastingplichtige verbonden lichamen, met uitzondering van:

1B°. bedrijfsmiddelen waarvan het aannemelijk is dat deze worden gehouden door een lichaam waarvan de werkzaamheden ingevolge bij ministeriële regeling te stellen regels kunnen worden aangemerkt als actieve terbeschikkingstellingswerkzaamheden;

2B°. bedrijfsmiddelen waarvan blijkt dat de aanschaffings– of voortbrengingskosten geheel of nagenoeg geheel zijn gefinancierd door geldleningen verkregen van andere dan verbonden lichamen of verbonden natuurlijke personen.

13. Vrije beleggingen zijn laagbelast indien de voordelen uit hoofde van de beleggingen, bezittingen of bedrijfsmiddelen als bedoeld in het twaalfde lid niet worden betrokken in een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing.

14. Voor de toepassing van het elfde en twaalfde lid en artikel 13a zijn bezittingen die bestaan uit belangen in lichamen, in ieder geval een belegging indien zij bestaan uit:

a. belangen van minder dan 5 % van het nominaal gestorte kapitaal van een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;

b. belangen van minder dan 5 % van het aantal in omloop zijnde bewijzen van deelgerechtigdheid in een fonds voor gemene rekening, met dien verstande dat daarbij het aantal andere dan enkelvoudige bewijzen van deelgerechtigdheid wordt herleid tot een daarmee overeenstemmend aantal enkelvoudige bewijzen;

c. een aandeel als commanditaire vennoot in de vennootschappelijke gemeenschap van een open commanditaire vennootschap, welk aandeel voor minder dan 5 % deelt in het door die vennootschap behaalde voordeel.

15. Bezittingen die worden aangewend voor werkzaamheden die grotendeels bestaan uit het direct of indirect financieren van de belastingplichtige of met de belastingplichtige verbonden lichamen en die op grond van het twaalfde lid, onderdeel b, onder 2°, niet als vrije beleggingen, of op grond van het dertiende lid niet als laagbelaste vrije beleggingen worden aangemerkt, worden voor de toepassing van het elfde lid en artikel 13a geacht geen bezittingen te zijn van het lichaam waarin de belastingplichtige een deelneming heeft.

16. Indien een belang dat de belastingplichtige reeds meer dan een jaar houdt en waarvoor hij in die periode onafgebroken in aanmerking kwam voor de deelnemingsvrijstelling, niet langer als een deelneming wordt aangemerkt omdat de omvang van het belang niet meer voldoet aan de voorwaarde van ten minste 5 %, bedoeld in het tweede of derde lid, blijft nog gedurende een periode van drie jaar, gerekend vanaf het tijdstip dat niet meer wordt voldaan aan de bedoelde voorwaarde, de deelnemingsvrijstelling van toepassing met betrekking tot voordelen uit hoofde van dat belang en kosten ter zake van de verwerving of de vervreemding van dat belang. Het zesde, zevende en negende lid zijn van overeenkomstige toepassing.


Artikel 13a

1. De belastingplichtige die al dan niet tezamen met een verbonden lichaam een als belegging gehouden belang heeft van 25 % of meer in een lichaam:

a. dat niet is onderworpen aan een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing, en

b. waarvan de bezittingen, onmiddellijk of middellijk, uitsluitend of nagenoeg uitsluitend, bestaan uit laagbelaste vrije beleggingen, waardeert dat belang op de waarde in het economische verkeer.

2. Met ingang van het tijdstip waarop het eerste lid geen toepassing meer vindt ten aanzien van de belastingplichtige, wordt de verkrijgingsprijs van het belang in het lichaam voor de bepaling van de winst gesteld op de boekwaarde van dit belang op het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan dat waarop het eerste lid geen toepassing meer vindt.

3. Voor de bepaling van de omvang van het in het eerste lid bedoelde belang blijven buiten beschouwing aandelen, bewijzen van deelgerechtigdheid, lidmaatschapsrechten en aandelen als commanditaire vennoot in de vennootschappelijke gemeenschap van een open commanditaire vennootschap, die bij de ontbinding van het lichaam niet delen in de reserves van het lichaam.


Artikel 13aa

1. Indien de belastingplichtige voordelen geniet uit hoofde van beleggingsdeelnemingen niet zijnde kwalificerende beleggingsdeelnemingen, wordt een gebruteerd bedrag van die voordelen tot de winst gerekend en wordt ter verrekening van de op die voordelen drukkende winstbelasting de verschuldigde vennootschapsbelasting verminderd volgens artikel 23c (deelnemingsverrekening).

2. Brutering van een voordeel vindt plaats door vermenigvuldiging van het voordeel met de factor 100/95. De brutering vindt ook toepassing op de voordelen bedoeld in artikel 13, zesde en zevende lid.

3. Herwaarderingsvoordelen en vervreemdingsvoordelen worden berekend met inachtneming van de kosten ter zake van de verwerving en de vervreemding van de desbetreffende beleggingsdeelneming niet zijnde een kwalificerende beleggingsdeelneming.

4. Voor zover een voordeel bestaat uit een winstuitkering waarvoor een verzoek als bedoeld in artikel 23c, derde lid, wordt gedaan, wordt dit voordeel, in afwijking van het tweede lid, in aanmerking genomen na vermeerdering ervan met het bedrag van op die winstuitkering drukkende winstbelasting als bedoeld in artikel 23c, vierde lid.

5. Ingeval in een jaar het bedrag van de gezamenlijke gebruteerde voordelen uit hoofde van beleggingsdeelnemingen niet zijnde kwalificerende beleggingsdeelnemingen positief is, wordt ter verrekening van op die voordelen drukkende winstbelasting, op de verschuldigde vennootschapsbelasting van dat jaar een vermindering verleend volgens artikel 23c (deelnemingsverrekening).

6. Ingeval in een jaar het bedrag van de gezamenlijke gebruteerde voordelen uit hoofde van beleggingsdeelnemingen niet zijnde kwalificerende beleggingsdeelnemingen negatief is, wordt de winst van dat jaar verminderd met een bedrag ter grootte van 5/H deel van dat bedrag. Daarbij staat H voor het percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22, geldend aan het einde van het jaar.

7. Dit artikel vindt geen toepassing:

a. ingeval het lichaam waarin de belastingplichtige een deelneming heeft, is vrijgesteld van een belasting naar de winst, of is onderworpen aan een belasting naar de winst die niet resulteert in een daadwerkelijke heffing;

b. ten aanzien van een belastingplichtige die als beleggingsinstelling is aangemerkt.


Artikel 13b

1. Indien een schuldvordering op een lichaam (schuldenaar) waarin de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam een deelneming heeft, is afgewaardeerd ten laste van de in Nederland belastbare winst van de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam, wordt, indien de schuldvordering door de belastingplichtige wordt vervreemd of overgebracht als bedoeld in het tweede lid, ter zake van die vervreemding of overbrenging tot de winst van de belastingplichtige gerekend een bedrag gelijk aan die afwaardering voorzover met betrekking tot die schuldvordering niet reeds een bedrag op de voet van dit artikel tot de winst van de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam is gerekend.

2. Een vervreemding of overbrenging als bedoeld in het eerste lid doet zich onderscheidenlijk voor indien de afgewaardeerde schuldvordering:

a. wordt vervreemd aan een met de belastingplichtige verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon;

b. wordt overgebracht naar het vermogen van een buiten Nederland gedreven onderneming, dan wel naar het vermogen van een buiten Nederland gedreven gedeelte van een onderneming op de winst waarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is.

3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien de onderneming of een gedeelte van de onderneming van de schuldenaar, wordt vervreemd aan de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon.

4. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, en het derde lid, wordt, bij vervreemding aan een niet in Nederland gevestigd lichaam of een niet in Nederland wonend natuurlijk persoon, dat lichaam onderscheidenlijk die natuurlijke persoon geacht een met de belastingplichtige verbonden lichaam, onderscheidenlijk verbonden natuurlijk persoon te zijn, tenzij de belastingplichtige het tegendeel aannemelijk maakt.

5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing indien de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam via een deelneming middellijk een belang van 5 % of meer in de schuldenaar heeft.


Artikel 13ba

1. Indien de belastingplichtige een schuldvordering heeft op een lichaam (schuldenaar) waarin hij of een met hem verbonden lichaam een deelneming heeft en die schuldvordering is afgewaardeerd ten laste van de in Nederland belastbare winst van de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam of ten laste van het in Nederland belastbare resultaat uit een werkzaamheid van een met hem verbonden natuurlijk persoon, wordt, indien zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in het tweede lid, tot de winst van de belastingplichtige gerekend een bedrag gelijk aan die afwaardering. Het in de eerste volzin bedoelde bedrag kan gelijktijdig ten laste van de winst worden toegevoegd aan een reserve (opwaarderingsreserve).

2. Van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid is sprake indien:

a. de met de schuldvordering corresponderende schuld door de schuldenaar wordt voldaan door het uitgeven van aandelen, winstbewijzen, lidmaatschapsrechten of bewijzen van deelgerechtigdheid (omzetting);

b. de met de schuldvordering corresponderende schuld gaat functioneren als eigen vermogen van de schuldenaar zonder dat deze daartoe aandelen uitgeeft, en de schuldvordering hierdoor bij de belastingplichtige onder een deelneming wordt begrepen; of

c. de schuldvordering geheel of gedeeltelijk wordt prijsgegeven.

3. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover met betrekking tot de schuldvordering reeds een bedrag op de voet van het eerste lid of artikel 13b tot de winst van de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam is gerekend.

4. Het eerste lid is ter zake van een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, niet van toepassing voor zover de in dat lid bedoelde omstandigheid bij de schuldenaar leidt tot een voordeel dat wordt betrokken in een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing.

5. De opwaarderingsreserve wordt aan de winst toegevoegd voor zover het verschil tussen de actuele waarde in het economische verkeer van de deelneming en de waarde in het economische verkeer van de deelneming ten tijde van de in het eerste lid bedoelde omstandigheid uitgaat boven het bedrag waarmee de opwaarderingsreserve sinds die omstandigheid reeds is afgenomen. Voor de toepassing van de eerste volzin, het zesde lid en het tiende lid, onderdeel b, worden de door een met de belastingplichtige verbonden lichaam gehouden deelnemingen in de schuldenaar, toegerekend aan de belastingplichtige, tenzij het verbonden lichaam met betrekking tot de schuldenaar eveneens beschikt over een opwaarderingsreserve.

6. Indien de deelneming na de in het eerste lid bedoelde omstandigheid gedeeltelijk is vervreemd aan een niet met de belastingplichtige verbonden lichaam of een niet met hem verbonden natuurlijk persoon, wordt voor de toepassing van het vijfde lid de actuele waarde in het economische verkeer van de deelneming vermeerderd met de opbrengst van het vervreemde gedeelte, daaronder begrepen de waardeveranderingen als bedoeld in artikel 13, zesde lid, eerste volzin, en de prijsaanpassingen als bedoeld in de tweede volzin van dat lid. Indien de deelneming na de in het eerste lid bedoelde omstandigheid is uitgebreid doordat aandelen, winstbewijzen, lidmaatschapsrechten, bewijzen van deelgerechtigheid of schuldvorderingen zijn verkregen van de schuldenaar zelf of van een niet met de belastingplichtige verbonden lichaam of een niet met hem verbonden natuurlijk persoon, wordt voor de toepassing van het vijfde lid de actuele waarde in het economische verkeer van de deelneming verminderd met het voor die uitbreiding opgeofferde bedrag, in de zin van artikel 13d, tweede lid. Onder een uitbreiding van de deelneming wordt mede begrepen een storting van kapitaal zonder uitreiking van aandelen, winstbewijzen, lidmaatschapsrechten of bewijzen van deelgerechtigheid.

7. Indien de opwaarderingsreserve is ontstaan bij een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, vervalt de reserve zonder dat dit tot een toevoeging aan de winst leidt tot het bedrag van de na die omstandigheid uit hoofde van de uitgegeven aandelen, winstbewijzen, lidmaatschapsrechten of bewijzen van deelgerechtigheid genoten voordelen, waarop de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is.

8. Indien een omstandigheid, anders dan bedoeld in het tiende lid, meebrengt dat noch de belastingplichtige, noch een met hem verbonden lichaam meer een deelneming in de schuldenaar heeft, wordt direct voorafgaande aan die omstandigheid het vijfde lid voor het laatst toegepast. Een nog resterend bedrag aan opwaarderingsreserve vervalt zonder dat dit tot een toevoeging aan de winst leidt. Daarna blijft met betrekking tot die deelneming artikel 13, zesde lid, ten aanzien van de belastingplichtige of het met hem verbonden lichaam buiten toepassing, voorzover het positieve voordelen betreft tot het in de tweede volzin bedoelde resterende bedrag, en voorzover het negatieve voordelen betreft tot ten hoogste het bedrag van de oorspronkelijke opwaarderingsreserve.

Внимание! Это не конец книги.

Если начало книги вам понравилось, то полную версию можно приобрести у нашего партнёра - распространителя легального контента. Поддержите автора!

Страницы книги >> Предыдущая | 1 2 3
  • 0 Оценок: 0

Правообладателям!

Данное произведение размещено по согласованию с ООО "ЛитРес" (20% исходного текста). Если размещение книги нарушает чьи-либо права, то сообщите об этом.

Читателям!

Оплатили, но не знаете что делать дальше?


Популярные книги за неделю


Рекомендации