Электронная библиотека » Nederland » » онлайн чтение - страница 1


  • Текст добавлен: 2 июля 2019, 19:41


Автор книги: Nederland


Жанр: Юриспруденция и право, Наука и Образование


сообщить о неприемлемом содержимом

Текущая страница: 1 (всего у книги 4 страниц) [доступный отрывок для чтения: 1 страниц]

Шрифт:
- 100% +

Wet op de inlichtingen– en veiligheidsdiensten

Wiv (Wiv 2002)


07.02.2002


Geldend op 01-03-2012


Aanhef

Wet van 7 februari 2002, houdende regels met betrekking tot de inlichtingen– en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen– en veiligheidsdiensten 2002)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is nieuwe regels te stellen betreffende de diensten die belast zijn met het verrichten van onderzoeken en het bevorderen van maatregelen in het belang van de staatsveiligheid alsmede van andere gewichtige belangen van de staat, de verwerking van gegevens door deze diensten, de inzage in de door deze diensten verwerkte gegevens, het toezicht en de behandeling van klachten, alsmede in verband daarmee enkele wetten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. dienst: de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst of de Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst;

b. coördinator: de functionaris, bedoeld in artikel 4;

c. Onze betrokken Minister:

1°. ten aanzien van de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

2°. ten aanzien van de Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst: Onze Minister van Defensie;

3°. ten aanzien van de coördinator: Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken;

d. gegevens: persoonsgegevens en andere gegevens;

e. persoonsgegevens: gegevens die betrekking hebben op een identificeerbare of geпdentificeerde, individuele natuurlijke persoon;

f. gegevensverwerking of verwerking van gegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot gegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens;

g. commissie van toezicht: de commissie, bedoeld in artikel 64.


Artikel 2

De diensten en de coördinator verrichten hun taak in gebondenheid aan de wet en in ondergeschiktheid aan Onze betrokken Minister.

Hoofdstuk 2. De diensten en de coцrdinatie tussen de diensten

Paragraaf 2.1. De coördinator van de taakuitvoering door de diensten


Artikel 3

Onze betrokken Ministers plegen regelmatig onderling overleg over hun beleid betreffende de diensten en de coцrdinatie van dat beleid. Andere dan Onze betrokken Ministers worden voor deelname aan het overleg uitgenodigd, indien dit, gelet op de door hen te behartigen belangen, noodzakelijk is.


Artikel 4

1. Er is een coördinator van de inlichtingen– en veiligheidsdiensten.

2. De coördinator wordt op gemeenschappelijke voordracht van Onze betrokken Ministers bij koninklijk besluit benoemd.

3. De coördinator heeft tot taak om overeenkomstig de aanwijzingen van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met Onze overige betrokken Ministers:

a. het in artikel 3 bedoelde overleg voor te bereiden;

b. de uitvoering van de taken van de diensten te coцrdineren.

4. De coördinator stelt Onze betrokken Ministers in kennis van al hetgeen van belang kan zijn.

5. Op de verwerking van gegevens door de coördinator is hoofdstuk 3 met uitzondering van paragraaf 3.2.2, alsmede hoofdstuk 4 van overeenkomstige toepassing.


Artikel 5

De hoofden van de diensten verlenen de coördinator medewerking voor de uitoefening van zijn taak. Zij verschaffen hem daartoe alle nodige inlichtingen.

Paragraaf 2.2. De Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst


Artikel 6

1. Er is een Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst.

2. De Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst heeft in het belang van de nationale veiligheid tot taak:

a. het verrichten van onderzoek met betrekking tot organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat;

b. het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken;

c. het bevorderen van maatregelen ter bescherming van de onder a genoemde belangen, waaronder begrepen maatregelen ter beveiliging van gegevens waarvan de geheimhouding door de nationale veiligheid wordt geboden en van die onderdelen van de overheidsdienst en van het bedrijfsleven die naar het oordeel van Onze ter zake verantwoordelijke Ministers van vitaal belang zijn voor de instandhouding van het maatschappelijk leven;

d. het verrichten van onderzoek betreffende andere landen ten aanzien van onderwerpen die door Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met Onze betrokken Ministers zijn aangewezen;

e. het opstellen van dreigings– en risicoanalyses op verzoek van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie gezamenlijk ten behoeve van de beveiliging van de personen, bedoeld in de artikelen 6, derde lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993 en de bewaking en de beveiliging van de objecten en de diensten die zijn aangewezen op grond van artikel 15a van die wet.


Artikel 6a

1. De dreigings– en risicoanalyses, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel e, worden opgesteld naar aanleiding van gegevens die worden verstrekt door:

a. de personen, bedoeld in de artikelen 6, derde lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993;

b. degenen die belast zijn met de behartiging van de belangen van de personen, bedoeld in de artikelen 6, derde lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993;

c. degenen die belast zijn met de behartiging van de belangen van de objecten of de diensten, die zijn aangewezen op grond van artikel 15a van de Politiewet 1993;

d. de diensten;

e. de politie; of

f. het openbaar ministerie.

2. De Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst is slechts bevoegd gegevens te verzamelen ten behoeve van het opstellen van de dreigings– en risicoanalyses, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel e, indien de gegevens die op grond van het eerste lid zijn verstrekt dat noodzakelijk maken.

Paragraaf 2.3. De Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst


Artikel 7

1. Er is een Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst.

2. De Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst heeft in het belang van de nationale veiligheid tot taak:

a. het verrichten van onderzoek:

1°. omtrent het potentieel en de strijdkrachten van andere mogendheden, ten behoeve van een juiste opbouw en een doeltreffend gebruik van de krijgsmacht;

2°. naar factoren die van invloed zijn of kunnen zijn op de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde voor zover de krijgsmacht daarbij is betrokken of naar verwachting betrokken kan worden;

b. het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken;

c. het verrichten van onderzoek dat nodig is voor het treffen van maatregelen:

1°. ter voorkoming van activiteiten die ten doel hebben de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht te schaden;

2°. ter bevordering van een juist verloop van mobilisatie en concentratie der strijdkrachten;

3°. ten behoeve van een ongestoorde voorbereiding en inzet van de krijgsmacht als bedoeld in onderdeel a, onder 2°.

d. het bevorderen van maatregelen ter bescherming van de onder c genoemde belangen, waaronder begrepen maatregelen ter beveiliging van gegevens betreffende de krijgsmacht waarvan de geheimhouding is geboden;

e. het verrichten van onderzoek betreffende andere landen, ten aanzien van onderwerpen met een militaire relevantie die door Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met Onze betrokken Ministers, zijn aangewezen;

f. het opstellen van dreigingsanalyses op verzoek van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Justitie gezamenlijk ten behoeve van de beveiliging van de personen, bedoeld in de artikelen 6, derde lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993 en de bewaking en de beveiliging van de objecten en de diensten die zijn aangewezen op grond van artikel 15a van die wet, voor zover het betreft personen, objecten en diensten met een militaire relevantie.


Artikel 7a

1. De dreigingsanalyses, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel f, worden opgesteld naar aanleiding van gegevens die worden verstrekt door:

a. de personen, bedoeld in de artikelen 6, derde lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993;

b. degenen die belast zijn met de behartiging van de belangen van de personen, bedoeld in de artikelen 6, derde lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 1993;

c. degenen die belast zijn met de behartiging van de belangen van de objecten of de diensten, die zijn aangewezen op grond van artikel 15a van de Politiewet 1993;

d. de diensten;

e. de politie; of

f. het openbaar ministerie.

2. De Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst is slechts bevoegd gegevens te verzamelen ten behoeve van het opstellen van de dreigingsanalyses, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel f, indien de gegevens die op grond van het eerste lid zijn verstrekt dat noodzakelijk maken.

Paragraaf 2.4. Verslaglegging omtrent de taakuitvoering door de diensten


Artikel 8

1. Onze betrokken Ministers brengen jaarlijks voor 1 mei gelijktijdig aan beide kamers der Staten-Generaal een openbaar verslag uit van de wijze waarop de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst hun taken in het afgelopen kalenderjaar hebben verricht.

2. In het verslag wordt in ieder geval volledig overzicht gegeven van:

a. de aandachtsgebieden waarop de dienst zijn activiteiten in het afgelopen jaar heeft gericht;

b. de aandachtsgebieden waarop de dienst zijn activiteiten in het lopende jaar in ieder geval zal richten.

3. In het openbare jaarverslag blijft vermelding achterwege van in ieder geval de gegevens die zicht geven op:

a. door de dienst aangewende middelen in concrete aangelegenheden;

b. door de dienst aangewende geheime bronnen;

c. het actuele kennisniveau van de dienst.

4. Onze betrokken Minister kan de gegevens, bedoeld in het derde lid, vertrouwelijk meedelen aan een of beide kamers der Staten-Generaal.

5. Onverminderd de verplichting, bedoeld in het eerste lid, informeren Onze betrokken Ministers uit eigen beweging beide kamers der Staten-Generaal, indien daartoe aanleiding bestaat. Het derde en het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2.5. Bijzondere bepalingen betreffende de functionarissen die ten behoeve van de diensten werkzaam zijn


Artikel 9

1. De ambtenaren van de diensten bezitten geen bevoegdheid tot het opsporen van strafbare feiten.

2. De in artikel 60 bedoelde ambtenaren oefenen bij het verrichten van de daar bedoelde werkzaamheden geen bevoegdheden tot het opsporen van strafbare feiten uit.


Artikel 10

1. Het is de ambtenaar van een dienst verboden, anders dan in de uitoefening van zijn functie, te reizen naar dan wel te verblijven in:

a. een land waar feitelijk een gewapend conflict bestaat;

b. door Onze betrokken Ministers gezamenlijk bij ministeriлle regeling aangewezen landen waarin het verblijf door een ambtenaar van een dienst een bijzonder risico voor de nationale veiligheid kan opleveren.

2. Onze betrokken Minister kan ontheffing van het in het eerste lid bedoelde verbod verlenen, indien dringende persoonlijke of andere belangen van de betrokken ambtenaar dat vereisen en de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat zich daartegen niet verzetten.

3. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de coördinator, de aan hem ondergeschikte ambtenaren en de krachtens artikel 60, tweede lid, aangewezen ambtenaren.

Paragraaf 2.6. Nadere regels met betrekking tot organisatie, werkwijze en beheer van de diensten


Artikel 11

Onze betrokken Minister kan ten aanzien van de organisatie, de werkwijze en het beheer van een dienst nadere regels stellen.

Hoofdstuk 3. De verwerking van gegevens door de diensten

Paragraaf 3.1. Algemene bepalingen


Artikel 12

1. De diensten zijn bevoegd tot het verwerken van gegevens met inachtneming van de eisen die daaraan bij of krachtens deze wet of de Wet veiligheidsonderzoeken zijn gesteld.

2. De verwerking van gegevens vindt slechts plaats voor een bepaald doel en slechts voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van deze wet of de Wet veiligheidsonderzoeken.

3. De verwerking van gegevens geschiedt in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze.

4. De gegevens die in het kader van de taakuitvoering van de diensten worden verwerkt, zijn voorzien van een aanduiding omtrent de mate van betrouwbaarheid dan wel een verwijzing naar het document of de bron waaraan de gegevens zijn ontleend.


Artikel 13

1. De verwerking van persoonsgegevens door de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst kan slechts betrekking hebben op personen:

a. die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat;

b. die toestemming hebben verleend voor een veiligheidsonderzoek;

c. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het onderzoek betreffende andere landen;

d. over wie door een andere inlichtingen– of veiligheidsdienst gegevens zijn ingewonnen;

e. wier gegevens noodzakelijk zijn ter ondersteuning van een goede taakuitvoering door de dienst;

f. die werkzaam zijn of zijn geweest voor een dienst;

g. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het opstellen van de dreigings– en risicoanalyses, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel e.

2. De verwerking van persoonsgegevens door de Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst kan slechts betrekking hebben op personen:

a. die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de veiligheid of de paraatheid van de krijgsmacht;

b. die toestemming hebben verleend voor een veiligheidsonderzoek;

c. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het onderzoek betreffende andere landen;

d. over wie door een andere inlichtingen– of veiligheidsdienst gegevens zijn ingewonnen;

e. wier gegevens noodzakelijk zijn ter ondersteuning van een goede taakuitvoering door de dienst;

f. die werkzaam zijn of zijn geweest voor een dienst;

g. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van een onderzoek als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, sub 2°;

h. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het opstellen van de dreigingsanalyses, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel f;

i. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het opstellen van een analyse door de Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst, in opdracht van onze minister van Defensie, van potentiлle dreigingen tegen een bij de krijgsmacht werkzaam persoon of een bij de krijgsmacht in gebruik zijnd object, welke niet ingevolge de artikelen 6, derde lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, respectievelijk artikel 15a van de Politiewet 1993 is aangewezen.

3. De verwerking van persoonsgegevens wegens iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, gezondheid en seksuele leven vindt niet plaats.

4. De verwerking van persoonsgegevens die betrekking hebben op de in het derde lid bedoelde kenmerken vindt slechts plaats in aanvulling op de verwerking van andere gegevens en slechts voor zover dat voor het doel van de gegevensverwerking onvermijdelijk is.


Artikel 14

1. De artikelen 12, 13, eerste, derde en vierde lid, zijn tevens van toepassing op de verwerking van gegevens ten behoeve van de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst door de ambtenaren, bedoeld in artikel 60.

2. De verwerking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, ten behoeve van de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst blijft strikt gescheiden van de verwerking van gegevens door de desbetreffende ambtenaren ten behoeve van andere doeleinden. Het hoofd van de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst kan daaromtrent nadere aanwijzingen geven.

3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt zorg voor de archiefbescheiden die verband houden met de gegevensverwerking ten behoeve van de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst door de ambtenaren, bedoeld in artikel 60, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats.


Artikel 15

De hoofden van de diensten dragen zorg voor:

a. de geheimhouding van daarvoor in aanmerking komende gegevens;

b. de geheimhouding van daarvoor in aanmerking komende bronnen waaruit gegevens afkomstig zijn;

c. de veiligheid van de personen met wier medewerking gegevens worden verzameld.


Artikel 16

De hoofden van de diensten dragen voorts zorg voor:

a. de nodige voorzieningen ter bevordering van de juistheid en de volledigheid van de gegevens die worden verwerkt;

b. de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de gegevensverwerking tegen verlies of aantasting van gegevens alsmede tegen onbevoegde gegevensverwerking;

c. de aanwijzing van personen die bij uitsluiting van anderen bevoegd zijn tot de bij de aanwijzing vermelde werkzaamheden in het kader van de verwerking van gegevens.

Paragraaf 3.2. De verzameling van gegevens

Paragraaf 3.2.1. Algemeen


Artikel 17

1. De diensten zijn bevoegd zich bij de uitvoering van hun taak, dan wel ter ondersteuning van een goede taakuitvoering, voor het verzamelen van gegevens te wenden tot:

a. bestuursorganen, ambtenaren en voorts een ieder die geacht wordt de benodigde gegevens te kunnen verstrekken;

b. de verantwoordelijke voor een gegevensverwerking.

2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is de daarmee belaste ambtenaar verplicht zich ten opzichte van de verantwoordelijke voor een gegevensverwerking te legitimeren aan de hand van een daartoe door het betrokken hoofd van een dienst verstrekt legitimatiebewijs.

3. De bij of krachtens de wet geldende voorschriften voor de verantwoordelijke voor een gegevensverwerking betreffende de verstrekking van zodanige gegevens zijn niet van toepassing op verstrekkingen gedaan ingevolge een verzoek als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b.

Paragraaf 3.2.2. Bijzondere bevoegdheden van de diensten


Artikel 18

Een bevoegdheid als bedoeld in deze paragraaf mag slechts worden uitgeoefend, voor zover dat noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder a en d, en de taken, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder a, c, en e.


Artikel 19

1. De uitoefening door een dienst van een bevoegdheid als bedoeld in deze paragraaf is slechts toegestaan, indien, voor zover bij deze paragraaf niet anders is bepaald, Onze betrokken Minister of namens deze het betrokken hoofd van een dienst daartoe toestemming heeft gegeven.

2. Het hoofd van een dienst kan aan hem ondergeschikte ambtenaren bij schriftelijk besluit aanwijzen die de toestemming, bedoeld in het eerste lid, namens hem verlenen. Onze betrokken Minister wordt een afschrift van het besluit gezonden.

3. De toestemming wordt, voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald, verleend voor een periode van ten hoogste drie maanden en kan telkens op een daartoe strekkend verzoek worden verlengd voor eenzelfde periode.


Artikel 20

1. De diensten zijn bevoegd tot:

a. het observeren en in het kader daarvan vastleggen van gegevens betreffende gedragingen van natuurlijke personen of gegevens betreffende zaken, al dan niet met behulp van observatie– en registratiemiddelen;

b. het volgen en in het kader daarvan vastleggen van gegevens betreffende natuurlijke personen of zaken, al dan niet met behulp van volgmiddelen, plaatsbepalingsapparatuur en registratiemiddelen.

2. De toepassing van observatie– en registratiemiddelen als bedoeld in het eerste lid, onder a, alsmede het aanbrengen van volgmiddelen, plaatsbepalingsapparatuur en registratiemiddelen als bedoeld in het eerste lid, onder b, door de Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst is, voor zover het gaat om de toepassing dan wel het aanbrengen daarvan in besloten plaatsen die niet in gebruik zijn van het Ministerie van Defensie slechts toegestaan, indien de toestemming daarvoor is verleend in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dan wel, voor zover van toepassing, het hoofd van de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst.

3. De toepassing van observatie– en registratiemiddelen, bedoeld in het eerste lid, onder a, binnen woningen is slechts toegestaan, indien daarvoor door Onze betrokken Minister schriftelijk toestemming is verleend aan het hoofd van de dienst. In het geval, bedoeld in het tweede lid, wordt, voor zover het woningen betreft, de toestemming verleend in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

4. Het verzoek om toestemming als bedoeld in het derde lid wordt gedaan door het hoofd van de dienst en bevat ten minste:

a. het adres van de woning waarbinnen het middel dient te worden toegepast;

b. een omschrijving van het soort middel dat wordt toegepast;

c. de reden waarom de toepassing van het desbetreffende middel noodzakelijk wordt geacht.


Artikel 21

1. De diensten zijn bevoegd tot:

a. de inzet van natuurlijke personen, al dan niet onder dekmantel van een aangenomen identiteit of hoedanigheid, die onder verantwoordelijkheid en onder instructie van een dienst zijn belast met:

1°. het gericht gegevens verzamelen omtrent personen en organisaties die voor de taakuitvoering van een dienst van belang kunnen zijn;

2°. het bevorderen of het treffen van maatregelen ter bescherming van door een dienst te behartigen belangen.

b. het oprichten en de inzet van rechtspersonen ter ondersteuning van operationele activiteiten.

2. Onze betrokken Minister kan daarvoor in aanmerking komende bestuursorganen schriftelijk opdragen die medewerking te verlenen die noodzakelijk is om een natuurlijke persoon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van een aan te nemen identiteit te voorzien. De voor het bestuursorgaan geldende wettelijke voorschriften ter zake van de van deze verlangde werkzaamheden, blijven voor zover deze in de weg staan aan het verrichten van die werkzaamheden buiten toepassing.

3. De natuurlijke persoon, bedoeld in het eerste lid, onder a, kan bij instructie van de dienst tevens worden belast met het verrichten van handelingen die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel een strafbaar feit wordt gepleegd. Een instructie als bedoeld in de eerste volzin wordt slechts gegeven, indien een goede taakuitvoering van de dienst dan wel de veiligheid van de betrokken natuurlijke persoon daartoe noodzaakt.

4. De natuurlijke persoon, bedoeld in het eerste lid, onder a, mag bij de uitvoering van de instructie door zijn optreden een persoon niet brengen tot ander handelen betreffende het beramen of plegen van strafbare feiten, dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht.

5. Bij de instructie, bedoeld in het derde lid, wordt aan de desbetreffende persoon aangegeven:

a. onder welke omstandigheden deze ter uitvoering van de instructie handelingen mag verrichten die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel een strafbaar feit wordt gepleegd;

b. de wijze waarop aan de instructie uitvoering dient te worden gegeven, waaronder begrepen de aard van de handelingen, die door de desbetreffende persoon daarbij zullen mogen worden verricht, voor zover deze bij het geven van de instructie zijn te voorzien.

6. De instructie aan de natuurlijke persoon, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt schriftelijk vastgelegd.

7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze betrokken Ministers en Onze Minister van Justitie gezamenlijk, kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:

a. de voorwaarden waaronder en de gevallen waarin ter uitvoering van een instructie door een natuurlijke persoon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, handelingen mogen worden verricht die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel een strafbaar feit wordt gepleegd;

b. de wijze waarop de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid wordt gecontroleerd.

8. Met betrekking tot het oprichten van rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, blijft artikel 34, eerste en tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 buiten toepassing.


Artikel 22

1. De diensten zijn bevoegd tot het, al dan niet met behulp van een technisch hulpmiddel:

a. doorzoeken van besloten plaatsen;

b. doorzoeken van gesloten voorwerpen;

c. verrichten van onderzoek aan voorwerpen gericht op het vaststellen van de identiteit van een persoon.

2. De uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, door de Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst buiten plaatsen in gebruik van het Ministerie van Defensie, is slechts toegestaan indien de toestemming daarvoor is verleend in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dan wel, voor zover van toepassing, het hoofd van de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst.

3. Indien dit noodzakelijk is voor het onderzoek van een dienst, kan een bij de toepassing van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, aangetroffen voorwerp voor een beperkte tijd door de desbetreffende dienst worden meegenomen, voor zover onderzoek van het desbetreffende voorwerp ter plaatse van de doorzoeking onmogelijk is en de daarmee beoogde verzameling van gegevens niet op een andere, minder ingrijpende wijze kan worden bewerkstelligd. De desbetreffende voorwerpen worden zo spoedig mogelijk teruggeplaatst, tenzij het belang van een goede taakuitoefening van de dienst zich daartegen verzet of met terugplaatsing geen redelijk belang wordt gediend.

4. Van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, mag, voor zover het woningen betreft, slechts gebruik worden gemaakt, indien daarvoor door Onze betrokken Minister schriftelijk toestemming is verleend aan het hoofd van de dienst. Uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, door de Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst met betrekking tot woningen buiten plaatsen in gebruik van het Ministerie van Defensie, is slechts toegestaan, indien de toestemming daarvoor is verleend in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

5. De toestemming, bedoeld in het vierde lid, wordt verleend voor een periode van ten hoogste drie dagen. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing.

6. Het verzoek om toestemming als bedoeld in het vierde lid wordt gedaan door het hoofd van de dienst en bevat ten minste:

a. het adres van de woning die dient te worden doorzocht, en

b. de reden waarom de woning dient te worden doorzocht.


Artikel 23

1. De diensten zijn bevoegd tot het openen van brieven en andere geadresseerde zendingen, zonder goedvinden van de afzender of de geadresseerde, indien de rechtbank te Den Haag daartoe, op verzoek van het hoofd van de dienst, een last heeft afgegeven.

2. Voor de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is geen toestemming vereist als bedoeld in artikel 19.

3. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, door het hoofd van de Militaire Inlichtingen– en Veiligheidsdienst ten aanzien van brieven en andere geadresseerde zendingen, waarvan het adres van de afzender of de geadresseerde niet overeenstemt met een adres van een plaats in gebruik van het Ministerie van Defensie, wordt gedaan in overeenstemming met het hoofd van de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdienst.

4. Het verzoek om een last, bedoeld in het eerste lid, bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de persoon of instelling, van wie dan wel waarvan brieven of andere geadresseerde zendingen aan deze gericht dan wel van deze afkomstig, dienen te worden geopend;

b. de reden waarom de brieven of andere geadresseerde zendingen dienen te worden geopend.

5. Een last wordt slechts afgegeven, indien dat noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de aan de dienst opgedragen taak.

6. Een last, bedoeld in het eerste lid, wordt afgegeven:

a. per brief of andere geadresseerde zending, indien deze reeds in het bezit van de dienst is;

b. voor een daarbij te bepalen periode van ten hoogste drie maanden, indien het betreft het openen van brieven of andere geadresseerde zendingen die aan een in de last vermelde instelling van post dan wel vervoer zijn of worden toevertrouwd.

7. De instelling van post dan wel vervoer, bedoeld in het zesde lid, onder b, is gehouden de brieven en andere geadresseerde zendingen, waarop de last betrekking heeft, tegen ontvangstbewijs uit te leveren aan een door het hoofd van de dienst daartoe aangewezen ambtenaar van de dienst.

8. De ambtenaar is gehouden zich jegens de instelling van post dan wel vervoer te legitimeren aan de hand van een door het hoofd van de dienst verstrekt legitimatiebewijs.

9. De diensten dragen zorg dat een door een instelling van post of vervoer uitgeleverde brief of andere geadresseerde zending na onderzoek daarvan, onverwijld aan de desbetreffende instelling ter verzending terug wordt gegeven.


Artikel 24

1. De diensten zijn bevoegd tot het al dan niet met gebruikmaking van technische hulpmiddelen, valse signalen, valse sleutels of valse hoedanigheid, binnendringen in een geautomatiseerd werk. Tot de bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin, behoort tevens de bevoegdheid:

Внимание! Это не конец книги.

Если начало книги вам понравилось, то полную версию можно приобрести у нашего партнёра - распространителя легального контента. Поддержите автора!

Страницы книги >> 1
  • 0 Оценок: 0

Правообладателям!

Данное произведение размещено по согласованию с ООО "ЛитРес" (20% исходного текста). Если размещение книги нарушает чьи-либо права, то сообщите об этом.

Читателям!

Оплатили, но не знаете что делать дальше?


Популярные книги за неделю


Рекомендации