Электронная библиотека » Морган Райс » » онлайн чтение - страница 5

Текст книги "Verraden "


  • Текст добавлен: 9 сентября 2019, 11:42


Автор книги: Морган Райс


Жанр: Книги про вампиров, Фэнтези


Возрастные ограничения: +16

сообщить о неприемлемом содержимом

Текущая страница: 5 (всего у книги 14 страниц) [доступный отрывок для чтения: 5 страниц]

Шрифт:
- 100% +

TIEN

Caitlin lag opgerold in haar bed. Ze had al uren zo gelegen. Caleb was, net als Sera, al lang weg. Ze wist niet hoeveel uur geleden het was dat ze hem had gezegd weg te gaan. Sindsdien had ze niet meer kunnen bewegen. Ze lag slechts op bed, bevroren, en wilde sterven.

Hoe kon hij haar dit aandoen? Een kind? Waarom had hij haar dat niet verteld?

Aan de andere kant vroeg ze zich af of daartoe inderdaad verplicht was. Ze hadden elkaar slechts enkele weken gekend – of waren het maar dagen? Caitlin was verbaasd dat ze daaraan dacht. Het voelde alsof ze al jaren samen waren geweest. Misschien was hun band toch vergankelijker dan ze dacht.

Nee. Dat klopte niet. Het was zeker iets meer. Ze had het in zijn ogen gezien. Ze had het in zijn hart gevoeld. Hij had sterke gevoelens voor haar, daar bestond geen twijfel over. Dus waarom had hij die geheim uit zijn verleden verborgen gehouden?

Misschien had hij gewoon op het juiste tijdstip gewacht. Technisch gezien waren ze niet eens echt samen. Wat waren ze eigenlijk geweest? Caitlin vond dat zij boven etiketten stonden, alsof ze alle gebruikelijke stappen hadden overgeslagen. Wat zij hadden was sterker. Diep vanbinnen wist ze al dat ze voor altijd samen zouden zijn. Ze wist dat het gek was, maar zo voelde ze zich wel. En ze had gedacht dat Caleb zich ook zo voelde.

Hij had het haar moeten vertellen. Als hij echt had verwacht voor eeuwig bij haar te zijn, had hij een mogelijkheid moeten vinden om het te vertellen. Sera en ik hebben samen een kind. Waarom kon hij haar dat niet vertellen? Waarom hield hij het voor haar verborgen? Had ze geen recht om het te weten?

En hoe zat het met hun kind? Was het een jongen of een meisje? Hoe oud was hij of zij? Ze stelde zich voor dat het een jongen was. Mochten hij en Caleb elkaar? En zo niet, waarom niet?

En welke dingen vertelde hij haar nog meer niet?

Al die vragen spookten door Caitlins hoofd en ze probeerde alles te begrijpen. Een deel van haar wilde hem vergeven, het allemaal goedpraten, en nu ze hier zo lag, vervloekte ze zichzelf dat ze hem niet hat laten uitpraten, dat ze zijn kant van het verhaal niet had gehoord.

Maar aan de andere kant voelde een sterker deel zich verraden. Ze had hen ten slotte zien kussen. Daar bestond geen enkele twijfel over. Dat kon maar één ding betekenen: Caleb was nog steeds verliefd op haar. Er was geen andere logische verklaring.

Caitlin krulde nog meer op en wilde gewoon verdwijnen. Juist nu was ze veroordeeld tot onsterfelijkheid. Deze zielenpijn doormaken was al erg genoeg; nu zou ze er niet een leven lang aan lijden, maar voor eeuwig. Misschien had ze niet moeten vragen veranderd te worden. Misschien had ze gewoon dood moeten gaan in die kerk. Dat zou in ieder geval minder pijnlijk zijn geweest.

Caitlin voelde iets nats op haar gezicht, keek op en zag Rose die haar likte en haar neus tegen haar aan drukte. Rose begon te janken en begon Caitlins gezicht steeds harder te likken. Ze moest Caitlins emoties hebben gevoeld.

Caitlin aaide haar over het gezicht. Godzijdank had ze Rose. Caitlin wist niet wat ze zonder haar zou doen.

Terwijl Rose bleef likken en duwen, besefte Caitlin dat ze overeind kwam en langzaam bij haar positieven kwam. Ze keek rond in de kamer en vroeg zich af: wat nu? Ze wist dat er daarbeneden een hele vampiergemeenschap was die haar had opgenomen. Ze wachtten waarschijnlijk op een eerste ontmoeting. Zou ze naar beneden gaan?

Maar Caitlin had niet echt zin om met wie dan ook te praten. De pijn was nog te vers, te intens. Ze wilde alleen zijn om haar gevoelens te verwerken.

Ze keek om en zag dat het nog steeds op het kleine, eeuwenoude bureau in de hoek lag: haar dagboek. Haar oude, vertrouwde vriend.

Ja, dacht ze, dat is het. Dat had ze nodig. Pen en papier. Om het allemaal te verwerken. Zoals altijd gebeurde alles zo snel. Ze kon zich nauwelijks de laatste paar dagen herinneren, laat staan de laatste weken. Ze moest haar herinneringen ordenen.

Caitlin liep naar het bureau en ging op de kleine, middeleeuwse stoel zitten. Ze stak een kaars, waardoor de versleten pagina’s van haar dagboek werden verlicht. Ze sloeg ze langzaam terug, en de broze pagina’s kraakten zachtjes. In het kaarslicht pakte ze de pen op, legde ze haar hoofd in een hand en begon ze te schrijven.

*

Hoe ben ik hier terechtgekomen? En waar is ‘hier’ precies? Ik weet het niet meer. Ik zit in een kamer bovenin een toren op een afgelegen eiland in een enorme rivier. Ik voel me als een sprookjesprinses. Maar mijn droomprins heeft me net verlaten.

Waar moet ik beginnen? Caleb. Altijd bij Caleb. Sinds we elkaar ontmoetten, heb ik aan weinig andere dingen meer kunnen denken. Dagen en weken volgden elkaar op, maar hij beheerst altijd mijn gedachten. En mijn gevoelens.

Toen we elkaar voor het eerst ontmoetten, stond hij plotseling aan mijn zijde, redde hij me en sprintte hij als een wervelwind met me door de straten. Het lijkt alsof er niets is veranderd in onze relatie. Steeds weer volgt hij hetzelfde patron: we zijn in gevaar en hij redt me. En het treurige is dat ik nooit de kans heb gehad hem te bedanken en te vertellen hoeveel ik van hem houd.

De laatste paar weken waren magisch… New York, Salem, Martha’s Boomgaard, Edgartown, de Aquinah-kliffen en uiteindelijk Freedom Trail. Steeds op jacht naar het eeuwenoude Zwaard dat de mensheid moest redden.

Hoe verder we op onze zoektocht kwamen, hoe meer ik het begon te geloven dat ik misschien tóch De Ene was. Misschien was het allemaal waar. Misschien had ik inderdaad een speciale afstamming die de mensheid kon redden …

De aanwijzingen leidden naar nieuwe aanwijzingen, maar uiteindelijk vonden we het.

Maar ik loop op de zaken vooruit.

Eerst ontmoetten Caleb en ik elkaar. In Martha’s Boomgaard, op het strand, onder de Aquinnah-kliffen, brachten we een magische nacht door. Eindelijk hadden we een kans om onze liefde voor elkaar te uiten. We werden toen een stel, en alles veranderde voor altijd tussen ons.

Maar nadat we het Zwaard hadden gevonden, werd het door kwaadaardige vampiers gestolen. Ze hadden ook mijn broertje, Sam, ontvoerd. En toen staken ze me neer. Caleb was gedwongen bij me te blijven in plaats van achter hen aan te gaan.

Ik had kunnen sterven. Ik had moeten sterven. Ik voelde het leven uit me trekken. Maar ik stond erop dat Caleb me veranderde. Ik wist niet of hij dat zou doen. Maar ik bleef hopen. En bidden.

En hier ben ik. Nog steeds in leven. In een eeuwig leven.

Ik ontwaakte hier op dit afgelegen eiland. Ik ben nu anders. Nier langer slechts menselijk. Ik voel me sterker en heb meer zelfvertrouwen. Maar ik voel ook sterkere emoties.

De ergste klap kwam ironisch genoeg van degene die ik het meest liefhad: van Caleb zelf. Juist toen ik dacht dat we voor eeuwig samen zouden zijn, kwam ik erachter dat hij nog samen was met zijn ex-vrouw. En ik betrapte hen toen ze kusten. Nog erger: zij vertelde me dat ze samen een kind hebben. Ik heb geen idee wat Caleb nog meer voor me verborgen houdt.

Ik zei hem dat hij weg moest. Ik kon daarna niet meer met hem praten. Misschien zou hij het hebben verklaard, maar ik zou niet weten hoe. Hij vloog weg, en hij nam al mijn hoopvolle dromen met zich mee.

Ik weet niet hoe mijn leven nu zal zijn. En ik weet niet of ik wel wil …

*

“Ga je soms de hele dag slapen?” klonk een vlotte, joviale stem met een zwaar Iers accent.

Caitlin keek op en probeerde erachter te komen waar ze was en wie er tegen haar praatte.

Toen ze langzaam overeind ging zitten, voelde ze de stijfheid in haar gewrichten en besefte ze dat ze in slaap was gevallen in een stoel, en dat haar hoofd op het bureau had gelegen. Voor haar lag haar open dagboek. Ze moest in slaap zijn gevallen tijdens het schrijven.

Ze zag zonlicht door het raam naar binnen stromen. Had ze de hele nacht zo geslapen?

Caitlin keek omhoog en zag een mooi meisje van een jaar of 17 over haar heen gebogen staan, op minder dan een pas afstand. De schoonheid van het meisje viel haar meteen op, net als haar aanwezigheid. Haar huid was een erg bleke, doorzichtige tint wit, haar haar was lichtbruin, en haar grote, glanzende haar waren een blauwtint. Het meisje glimlachte breed, en haar hele uitstraling sprak van geluk en blijdschap.

Caitlin had geen idee wie ze was – of waarom ze tegen haar praatte – maar ze kon al voelen dat dit meisje bij haar ras, vampiers, hoorde, en dat ze een heel erg aardig en vrolijk persoon was.

“Je hebt de ochtendbel al gemist,” zei het meisje, nog steeds glimlachend. “Daar zal Aiden niet blij mee zijn. Om nog maar te zwijgen over de tientallen mensen die je willen ontmoeten. Ze sterven haast van opwinding. Allereerst ikzelf,” zei ze met haastige en opgewonden stem, en ze leunde achterover en stak haar hand uit. “Mijn naam is Polly. Ik ben je nieuwe beste vriendin – als ik zo vrij mag zijn. Er zijn niet veel meisjes als wij. Ik was zo opgewonden toen jij hier aankwam. Maar je slaapt constant,” zei Polly snel. “Ik heb hier een eeuwigheid zitten wachten tot je wakker zou worden!”

Caitlin wist niet op welk deel van de toespraak ze het eerst moest reageren. Ze mocht haar meteen en ze schudde haar ijskoude hand; ze probeerde het allemaal te verwerken terwijl ze wakker werd. Polly praatte zo snel en opgewonden, en met haar Ierse accent was het moeilijk het allemaal even snel te verwerken. Maar het bracht Caitlin in ieder geval van haar stuk, en ze vergat helemaal waar ze eerder aan had gedacht.

“En wie is dit?” vroeg Polly toen Rose aan kwam rennen en haar besprong. Polly knielde neer en knuffelde Rose. Rose piepte hard terwijl ze omhoog leunde en haar gezicht likte. “Wow! Dit hadden ze me niet verteld! We hebben een nieuw huisdier op het eiland!? Tweemaal zo leuk! Ik had er geen idee van. Is dit een echte wolfpup? En wat is je naam, lieverdje?”

“Rose,” zei Caitlin.

“Rose! Prachtig. Ja, perfect. Je bent echt een Rose, niet dan?”

Caitlin wist niet wat ze moest zeggen. Ze wist nog steeds niet echt met wie ze te maken had, of hoe ze moest reageren op dit alles. Alles gebeurde zo snel.

“Het spijt me…” begon Caitlin, “wie ben jij ook alweer?”

“Je bent niet de enige op dit eiland,” begon Polly met een glimlach, “en er zijn tientallen van ons. Allemaal beneden. We zijn een grote, gezellige familie, zoals dat heet. Maar het heeft geen nut om hier te zitten en erover te praten. Laten we het zelf gaan bekijken. Ik ben aangewezen om je de rondleiding te geven. Om eerlijk te zijn: ik gaf me vrijwillig op. Ik wilde je dolgraag ontmoeten, en ik wilde de eerste zijn,” zei Polly, en zonder aarzeling greep ze Caitlins hand om haar vrolijk door de deur naar buiten te leiden.

Toen ze door de open deur gingen, voelde Caitlin pijnsteken en deinsde ze terug van het felle zonlicht; ze sloeg onmiddellijk haar hoofd omlaag en bedekte haar ogen.

“Oh jee, je hebt nog geen zonlicht gezien, is het wel?” vroeg Polly.

De pijn was intens, en Caitlin had nog nooit zoiets gevoeld. Het was haar eerste keer als echte, ware vampier in de zon, en het was vreselijk. Ze probeerde haar ogen te openen, maar dat mislukte.

Ze voelde een zachte hand op haar voorhoofd. “Leun achterover, liefje. Dit duurt maar even.”

Caitlin leunde achterover en Polly druppelde twee druppels uit een klein flesjes in Caitlins ogen. Caitlin kreeg een brandend gevoel en ze greep opnieuw naar haar ogen. Ze wachtte een paar seconden, en toen kon ze haar ogen weer openen.

Ze ademde diep in, en de pijn verdween.

“Je bent nu een van ons,” zei Polly. “Je komt nu niet meer weg met overal heendraven waar je maar wilt als een mens. Het zonlicht is nu echt iets dat je in de gaten moet houden. Ik meen het. Je moet deze druppels elke ochtend gebruiken,” zei ze, en ze drukte een flesje in Caitlins hand, “en gebruik ook je huidbescherming.”

Polly bekeek Caitlins huid. “Ik zie dat je al ingepakt bent, dus dat komt wel goed. Maar je moet die dingen vervangen, minstens elke paar dagen.”

Polly greep Caitlins arm en leidde haar over het terras en toen langs een nauwe wenteltrap omlaag. “Kom, Rose, we hebben niet de hele dag!” zei Polly.

Rose aarzelde toen ze vanboven neerkeek op het trappenhuis, en liep toen snel achter haar aan.

Polly lachte. “Arm dier, ze moet uitgehongerd zijn. Hoe lang is het geleden dat je haar hebt gevoerd?”

Caitlin probeerde na te denken. Ze kon het zich niet eens herinneren.

“Jou zullen we ook verzorgen,” zei Polly tegen Rose terwijl ze haar aaide.

Terwijl ze de trap afdaalden, begon Caitlin zich beter te voelen, meer als zichzelf. Ze mocht Polly meteen en voelde zich meteen alsof ze haar altijd al had gekend. Ze had nu al een nieuwe vriendin, iemand die duidelijk om haar gaf, en ze had Rose ook. Ze besefte ook dat ze al dagen geen zonlicht had gezien, en het zien van de zon en de lucht deed wonderen voor haar gemoed.

En Polly had ook gelijk: Rose moest gevoed worden. Er moesten dingen gebeuren in de echte wereld. Het leven moest doorgaan. Ja, ze zou zichzelf weer moeten worden, en echt moeten functioneren. Het leven kon inderdaad doorgaan zonder Caleb, besefte ze, hoe pijnlijk dat ook voelde.

Terwijl ze de trap afdaalden, dacht Caitlin aan alle nieuwe vrienden die ze ging ontmoeten en als zij ook maar half zo aardig waren als Polly, keek ze er enorm naar uit. Ja, ze had nieuwe mensen nodig. Dan zou ze de gedachte aan Caleb uit haar hoofd krijgen.

Terwijl ze de wenteltrap afdaalden kreeg Caitlin een vogelvluchtuitzicht in elke richting over het hele eiland. Het was prachtig. Het stenen kasteel en haar wallen strekten zich in elke richting uit; een aantal waren lager dan andere, de meeste waren vervallen, maar vooral op de binnenplaats was er nog veel prachtig bewaard gebleven. Er waren veel open binnenplaatsen in elke richting, allemaal beplant met vezelgrassen en tuinen, en er lagen honderden vierkante meters land voorbij de muren, helemaal begroeid met een dicht bos. Het eiland leek een grote ruïne te zijn, maar tegelijkertijd voelde het allemaal heel gemakkelijk en bewoond. En overal was de rivier te zien, waar het zonlicht fel vanaf kaatste. Er kwam een frisse bries uit elke richting die haar afkoelde tijdens het lopen.

“Waar zijn we?” vroeg Caitlin. “Ik bedoel: dit eiland. In welk land zijn we?”

Polly lachte speels.

“Lieverd, je bent de weg nogal kwijt, is het niet? We zijn nog steeds in de goeie ouwe Verenigde Staten van Amerika. Sterker nog: we zijn nog steeds in New York. Hoeveel water je overal ook ziet, het is geen oceaan. Het is gewoon een rivier: de Hudson. Je bent precies in het midden. En niet eens zo ver van Manhattan: een kilometer of 100. Of, in ons geval, een vlucht van 20 minuten,” zei ze met een knipoog.

Er schoten een miljoen vragen door Caitlins hoofd, maar voor ze er een kon stellen, begon Polly weer ratelend te praten: “Dit eiland heet Pollepel. De mensen noemen het Bannermans Eiland, omdat ze niet weten hoe het echt heet, maar het heet Pollepel. Het ligt hier al eeuwen en het is altijd al een heilige plaats geweest voor onze soort. Duizenden jaren hebben alleen wij dit eiland gebruikt, en mochten mensen hier niet komen. Zelfs de indianen waren er bang voor: het is praktisch de enige plek in Amerika waar zij niet durfden te komen. Ze wisten dat het van ons was.

En toen kwamen de Nederlanders in de 17e eeuw, met hun grote zeilschepen. Toen kreeg dit eiland haar echter naam. Pollepel is Nederlands voor ‘Polly’. Ze noemden het naar een meisje dat vast kwam te zitten op het ijs en hier aanspoelde, om daarna gered te worden door de man met wie ze zou trouwen. Als je het je afvraagt,” zei ze grijnzend, “dat is ook hoe ik mijn naam, Polly, heb gekregen. Ik hoop dat je het wat vindt. Ik werd hier neergelegd als een baby. Achtergelaten door mijn ouders, zou je kunnen zeggen. Dit verbond nam me bij hen op. Dit eiland is de enige plek die ik ooit heb gekend. Toen ze me hier vonden, wisten onze medevampiers niet hoe ze me moesten noemen. Daarom noemden ze me naar dit eiland. Sommigen zeggen dat ik dit eiland bén. Zoals ik al zei, heb ik nooit een ander thuis gekend. En dat zou ik ook niet willen.

Maar het gaat niet allemaal om mij, wat ik nog wel eens vergeet,” zei Polly haastig. “Er zijn hier tientallen van ons, en ik houd van hen allemaal – hoe etterig en ongehoorzaam ze soms ook zijn. We behoren allemaal tot hetzelfde verbond: het Pollepelverbond. Een grote, gezellige familie, zoals dat heet – hoewel we niet zo groot zijn, en we ook vaak niet even blij zijn met elkaar. Dat krijg je als je op een eiland woont. Zeker als je allemaal voor de rest van het leven vastzit in je tienerjaren.”

Caitlin keek omlaag en zag alle tienervampiers beneden verspreid staan. Ze stonden in kleine groepjes over de hele binnenplaats. De meesten waren bezig met een vorm van training: sommigen vochten met houten nepzwaarden, anderen gooiden speren of oefenden stokspringen. Het voelde bijna als een militaire basis, maar dan meer ontspannen.

“We zijn een verbond van vampiers die nergens anders terechtkunnen,” ging Polly verder. “We zijn slechts met 23 – 24 met jou erbij. We zijn een select groepje, zou ik zeggen. We zijn allemaal niet omdat niemand anders ons wil hebben.”

“Wat bedoel je?” vroeg Caitlin toen ze eindelijk de kans kreeg om er een woord tussen te krijgen. Hoe meer ze praatte, hoe meer ze zich thuis voelde bij Polly. Maar het was echt moeilijk om zelf aan het woord te komen. Ze praatte zo snel en haalde nauwelijks adem.

“We kunnen nergens anders terecht,” zei Polly zakelijk. “Je wordt hier niet achtergelaten tenzij je wat fout hebt gedaan, of je enorm irritant bent. Tenzij iemand je ergens niet wil. Tenzij je ergens voor op de vlucht bent. Ons verbond neemt je op als niemand anders je wil.

Ik ben hier bijvoorbeeld achtergelaten als wees; anderen werden hier achtergelaten omdat ze een halfbloed waren, ofwel het resultaat van een verboden relatie. Weer anderen zijn hier omdat ze speciale krachten hebben die niet door anderen worden begrepen en geaccepteerd. Dat zorgt vaak voor leuke gesprekken aan tafel,” zei Polly met weer een knipoog.

Dus daarom bracht Caleb me hierheen, dacht Caitlin. Geen enkel ander verbond wilde me opnemen. En hij wist niet waar hij me anders heen moet brengen.

Nu begreep Caitlin het. Opnieuw was ze een verschoppeling. Maar vreemd genoeg voelde ze zich deze keer alsof ze ergens thuis hoorde, alsof ze niet de enige was die vreemd was. Misschien kon ze hier vrienden maken, de gemeenschap vinden die ze nooit echt had gehad. Het eiland was in ieder geval schitterend genoeg en ze kon zichzelf hier wel zien wonen. Misschien zou ze na een tijdje zelfs wel stoppen aan Caleb te denken. Wat voor keus had ze immers?

Ze betraden de binnenplaats van het enorme kasteel en Polly leidde haar langs verscheidene vampiers over de oefenplaats. Caitlin voelde een bekende nervositeit in haar maag, alsof ze voor het eerst naar een nieuwe school ging. Ze besefte dat ze nerveus was om deze mensen te ontmoeten; Caitlin hoopte dat ze haar mochten.

“Dit zijn Tyler en Taylor,” zei Polly gebarend. “Vampiertweelingen. Dat zie je niet heel vaak. Hun verbond wilde hen niet, dus kwamen ze hier. Beter voor ons: ze zijn behoorlijk sterke vechters. En wij weten misschien wat anderen denken, zij weten van elkaar écht wat ze denken.”

Caitlin bekeek hen. De identieke broer en zus waren schrikbarend aantrekkelijk, een jaar of 16 oud, en ze oefenden met bamboezwaarden tegen elkaar; alles dat de een op de ander afvuurde, werd door de ander gepareerd. Ze waren allebei bezweet van de inspanning.

Toen Caitlin voorbijliep, draaide Taylor – het meisje – zich om en glimlachte en zwaaide ze naar haar. Haar broer, Tyler, greep de kans aan door zijn zus een klap op haar been toe te brengen met zijn bamboezwaard.

Taylor draaide zich en schreeuwde verontwaardigd: “Niet eerlijk! Dat was vals.”

Tyler lachte alleen maar.

“Houd eens op en begroet onze nieuwe zuster eens goed!” vermaande Polly hen.

Zuster. Caitlin vond dat heerlijk klinken. Ze had altijd al een zus gewild.

Taylor en Tyler kwamen aangerend.

Rose rende op hen af om hen te begroeten en Taylors ogen werden groot van verrukking. “Oh mijn God! Ze is prachtig!” riep ze uit, knielde neer en knuffelde Rose.

Rose likte haar gezicht.

Toen stond Taylor weer op en gaf ze Caitlin een dikke knuffel.

Caitlin werd overrompeld en gaf haar instinctief een knuffel terug.

“Het voelt alsof ik je altijd al heb gekend,” zei Taylor terwijl ze terugweek en Caitlins gezicht bekeek.

“Mijn beurt,” zei Tyler en hij duwde Taylor opzij om Caitlin ook een knuffel te kunnen geven.

Caitlin werd opnieuw verrast en wist niet hoe ze moest reageren. Ze wilde Tylers omhelzing net beantwoorden toen ze plotseling een rilling door haar heen gaan met haar nieuwe vampierzintuigen. Ze kon écht voelen wat deze vampier voelde. En dat beangstigde haar. Ze wist dat hij zich tot haar aangetrokken voelde.

Caitlin trok zich snel terug uit zijn omhelzing en voelde zich alsof ze vreemd was gegaan van Caleb. Tyler staarde haar aan, en zijn gevoelens waren bijna tastbaar.

“AU!” schreeuwde Tyler.

Hij draaide zich om en zag dat Taylor hem hard in zijn rug had geslagen met haar bamboezwaard.

“Dat krijg je ervan!” zei Taylor. “Laat het meisje met rust.”

Caitlin glimlachte en zwaaide toen Polly een van haar armen greep en haar verder leidde over het trainingsveld. Ze kwamen al snel op een ander pad dat uitkwam op een andere binnenplaats.

“De meesten slapen nu,” zei Polly. “Natuurlijk kunnen we in het daglicht lopen, maar de meesten van ons willen dat niet. De enigen die meestal op zijn op dit tijdstip zijn degenen met wachtdienst en degenen die trainen omdat Aiden hen daartoe dwingt.”

“Aiden?” vroeg Caitlin.

“Hij is onze verbondleider. Een soort trainer, mentor en schooldirecteur in één. Hij is oeroud. Hij is hier altijd al geweest, waarschijnlijk langer dan het eiland zelf. Niemand weet precies wanneer hij hier is gekomen, maar hij is duizenden jaren oud. Een echte lieverd, zolang je hem niet ergert. Hij is degene die jouw weg zal bepalen. Hij houdt iedereen hier in vorm en houdt ons op het juiste pad. We gehoorzamen hem allemaal – als we willen blijven, tenminste. Maar hij is boven alles een vaderfiguur. En een van de beste vampiertrainers ter wereld.

Maar goed, zoals ik al zei slapen de meesten nu. Ze zullen vannacht rondlopen. Kijk daar: daar slapen we.”

Caitlin keek en ze liepen door een stenen gewelf, en zag aan de zijkanten nog verscheidene gewelven die het kasteel in leidden.

“En daar eten we,” ging Polly gebarend verder.

Caitlin zag een enorme, stenen eettafel, lang genoeg voor minstens 30 mensen, aan de zijkant van de binnenplaats staan.

“We roteren. Er is altijd iemand van ons op jachtdienst. Die brengt vlees voor de rest binnen. Dit eiland zit gelukkig vol met herten. Honderden vierkante meters bos, mocht je dat nog niet hebben gezien. Maar goed, de persoon op jachtdienst brengt eten voor de rest. Een van Aidens regels. Hij wil dat we allemaal samen eten en dineren als beschaafde mensen. We drinken eigenlijk meer dan we eten, maar we doen het tenminste samen.”

Rose rende naar de tafel, sprong erop en begon te snuffelen. Toen begon ze te janken.

“Ik denk dat ze honger heeft,” zei Caitlin. “Is er iets dat ik haar kan voeren?”

Polly glimlachte en zei: “Ik denk dat we dat moeten kunnen regelen.”

Polly liep naar een stenen ketel, deed de deksel omhoog, reikte erin en trok er een rauw stuk vlees uit. Rose’ ogen werden groot bij die aanblik.

Polly wierp het vlees over de binnenplaats en Rose rende erachteraan en begon genietend te eten.

“Dank je wel,” zei Caitlin dankbaar. Ze wist niet wat ze zonder Polly had gemoeten.

“We hebben geen tekort aan rauw vlees,” zei Polly met een glimlach. “Rose zal zich in de hemel wanen.”

Plotseling liet Rose een lage grom uit haar keel horen. Caitlin schrok ervan, want ze had Rose nog nooit een geluid horen maken dat hierbij in de buurt kwam. Ze nam aan dat een ander persoon of dier haar had benaderd terwijl ze zat te eten, maar ze keek rond en zag niets. Ze volgde Rose’ blik en zag toen waar ze naar keek.

Daar in de verte zag ze een tienervampier naderen. Hij was helemaal in het zwart en zijn gezicht stond nors; zijn grote, zwarte ogen brandden van een enorme haat. Zelfs van zo ver weg kon Caitlin een duistere energie van hem af voelen stralen. Ze voelde ook dat haar nieuwe vriendin, Polly, naast haar verstrakte.

“Dat is Cain,” zei Polly. “Hij is een van ons. Maar zo gedraagt hij zich niet altijd. Hij heeft serieuze problemen. Hij kan echt een pestkop zijn. Ik denk dat ze hem daarom hier hebben achtergelaten – niemand anders wilde met hem te maken hebben. We hebben Aiden allemaal al eens gevraagd hem te verstoten, maar dat weigert hij. Aiden gelooft nog altijd dat hij hem kan genezen, waar hij ook last van heeft. Ikzelf geloof dat niet. Ik kan het niet uitstaan naar hem te kijken. Maar normaal gesproken zijn er velen van ons bij, en als er anderen bij zijn, is hij lang niet zo erg. Sterker nog, dan zie ik hem nooit rondlopen. Hij moet hebben gevoeld dat je hier was. Een nieuwkomer. Zo is hij: hij wil altijd zijn territorium bewaken. Helaas ben ik niet zo sterk als hij. We hebben al een paar keer gevochten, maar hij wint altijd en dat is pijnlijk. En Aiden is er nooit om het te zien. Hij is gestraft, maar dat heeft hem niet veel goed gedaan. Het spijt me, maar de andere 21 zijn geweldig. Dat beloof ik. Elke familie heeft een zwart schaap.”

Terwijl Polly praatte, naderde Cain langzaam; hij was nog ongeveer 10 meter van hen verwijderd.

Rose’ gegrom werd luider terwijl hij in hun richting liep. Toen hij langs Rose liep, werd haar gegrom een grauw en Cain sloeg Rose zo hard hij kon recht op haar neus. Rose, nog steeds maar een puppy, piepte en kroop achteruit.

Caitlin was woest.

“Waag het niet mijn hond pijn te doen!” schreeuwde ze.

“Noem je dat zo?” antwoordde Cain met een duistere, keelachtige stem.

Caitlin voelde de razernij in haar binnenste opwellen. Dit was haar eerste ervaring met vampierwoede, en het was meer dan ze ooit als mens had gevoeld. Ze hoopte dat ze het onder controle kon houden.

Cain stond slechts een paar stappen voor hen stil. Hij bekeek Caitlin van top tot teen met iets van een frons. Caitlin voelde zich alsof ze aangerand werd.

“Is dit gespuis hier aangespoeld?” vroeg Cain met een felle blik.

“Waag het niet zo tegen haar te praten,” zei Polly.

Cain keek haar kwaadaardig aan. “Ik praat tegen haar zoals ik wil,” zei hij langzaam. “En er is niets dat jij daaraan kunt doen.”

Hij draaide zich weer naar Caitlin.

“Ik stelde een vraag.”

Caitlin keek hem in zijn donkere, woeste ogen en voelde de haat erdoorheen stromen.

“Het was geen vraag,” kaatste Caitlin terug. “En zelfs als het dat was, zou ik niet antwoorden,” antwoordde ze uitdagend door haar opeengeklemde tanden.

Cain schudde langzaam zijn hoofd en glimlachte.

“Je hebt nog veel te leren,” zei hij. “Je zult moeten leren wie hier de baas is.”

“Jij bent baas over niemand,” zei Polly, “zelfs als jij graag denkt—”

Cain haalde plotseling hard uit naar Polly en sloeg haar recht in het gezicht. Het gebeurde allemaal razendsnel. Polly was geschrokken en Caitlin zag dat ze te bang was om terug te vechten.

Maar Caitlin was dat niet. Ze kon zich niet langer inhouden en liet de razernij haar overnemen. Ze hoorde een keelachtig gegrom uit haar keel komen terwijl haar hoofd achterover boog en ze begon te brullen.

Ze rende recht op Cain af met haar handen uitgestoken, op zijn keel gericht. Ze greep hem met beide kanten en bleef vooruit stormen, waardoor ze hem steeds verder achteruit duwde.

Cain staarde geschrokken met grote ogen terug, niet in staat om te ademen en duidelijk geschrokken dat iemand terug durfde te vechten.

Hij reikte omhoog, greep Caitlins vuisten en probeerde haar greep te doen verslappen. Hij moest hebben aangenomen dat hij dat kon, omdat hij altijd sterker was geweest dan iedereen.

Maar opnieuw was hij geschokt. Caitlin bezat een kracht die Cain duidelijk niet begreep. Hij was niet in staat haar vingers los te rukken.

Uiteindelijk dreef Caitlin hem naar de grond, landde ze bovenop hem, nog steeds met haar handen om zijn keel, en probeerde ze hem dood te knijpen.

Cain schopte en worstelde, maar hij was hulpeloos. Caitlin was aan de winnende hand en zou hem doden.

Zelfs in haar razende waas vroeg Caitlin zich af of een vampier een andere kon doden, en hoe meer ze Cains keel dichtkneep, hoe sterker ze ervan overtuigd raakte dat ze dat kon. En dat ze dat ook zou doen. Ze was niet van plan los te laten.

Caitlin hoorde zachtjes een bel, en binnen enkele seconden stond de binnenplaats vol met tientallen vampiers die zich rond hen verzamelden, toekeken en riepen. Het hele verbond was gekomen om te kijken.

Blijkbaar wilde niemand ingrijpen. Misschien zouden ze maar wat blij zijn om Cain gedood te zien worden.

En zijzelf ook. Alle woede in Caitlin, al haar frustraties, al haar teleurstellingen – om Caleb, om haar broer – het kwam er nu allemaal tegelijk uit, gericht op deze pestkop. Hij had het verkeerde meisje gekozen om te pesten, en het verkeerde tijdstip.

Als Caitlin iets zeker wist, was het dat ze deze jongen dood zou knijpen.

Внимание! Это не конец книги.

Если начало книги вам понравилось, то полную версию можно приобрести у нашего партнёра - распространителя легального контента. Поддержите автора!

Страницы книги >> Предыдущая | 1 2 3 4 5
  • 0 Оценок: 0

Правообладателям!

Данное произведение размещено по согласованию с ООО "ЛитРес" (20% исходного текста). Если размещение книги нарушает чьи-либо права, то сообщите об этом.

Читателям!

Оплатили, но не знаете что делать дальше?


Популярные книги за неделю


Рекомендации