Электронная библиотека » Nederland » » онлайн чтение - страница 1


  • Текст добавлен: 2 июля 2019, 19:40


Автор книги: Nederland


Жанр: Юриспруденция и право, Наука и Образование


сообщить о неприемлемом содержимом

Текущая страница: 1 (всего у книги 3 страниц) [доступный отрывок для чтения: 1 страниц]

Шрифт:
- 100% +

Wet op de motorrijtuigenbelasting

MRB

Wet MRB 1994

Informatie geldend op 01-03-2012



[email protected]

Aanhef

Wet van 16 december 1993, tot vaststelling van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994


Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 te vervangen door een wet ingevolge welke de motorrijtuigenbelasting voor personenauto's, bestelauto’s en motorrijwielen ter zake van het houden van die motorrijtuigen wordt geheven en voor andere motorrijtuigen ter zake van het rijden op de weg;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Afdeling 1. Belastbaar feit

Artikel 1

1. Onder de naam «motorrijtuigenbelasting» wordt een belasting geheven ter zake van het houden van een personenauto, een bestelauto, een motorrijwiel, een vrachtauto of een autobus.

2. Voor motorrijtuigen die behoren tot een bedrijfsvoorraad en voor motorrijtuigen die voor het verrichten van werkzaamheden daaraan bij een herstelbedrijf zijn, kan de belasting, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden met betrekking tot het gebruik, in afwijking van het eerste lid worden geheven ter zake van de ten behoeve van die motorrijtuigen opgegeven kentekens als bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Afdeling 2. Definities

Artikel 2

In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder:

a. motorrijtuig: een voertuig dat is bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig aanwezig, met uitzondering van een bromfiets in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wegenverkeerswet 1994;

b. personenauto: een motorrijtuig op drie of meer wielen, ingericht voor personenvervoer en wel voor het vervoer van niet meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;

c. bestelauto: een motorrijtuig op drie of meer wielen niet zijnde een personenauto of een autobus, met een toegestane maximum massa van 3 500 kg of minder;

d. motorrijwiel: een motorrijtuig op twee wielen, alsmede een dergelijk motorrijtuig dat is verbonden met een zijspanwagen;

e. autobus: een motorrijtuig op drie of meer wielen dat is ingericht voor personenvervoer en wel voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;

f. vrachtauto: een motorrijtuig, niet zijnde een personenauto, een bestelauto, een motorrijwiel of een autobus;

g. aanhangwagen: een voertuig, niet zijnde een motorrijtuig, dat kennelijk is bestemd om te worden voortbewogen door een motorrijtuig;

h. koppelinrichting: een aan een motorrijtuig bevestigde inrichting met behulp waarvan het motorrijtuig kan worden verbonden met een aanhangwagen;

i. bedrijfsvoorraad: de voorraad motorrijtuigen van een bedrijf van een natuurlijk persoon of rechtspersoon waaraan een erkenning als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 5, van de Wegenverkeerswet 1994 is verleend;

j. herstelbedrijf: een bedrijf dat in opdracht van derden aan motorrijtuigen onderhoudswerkzaamheden of reparaties verricht dan wel veranderingen aanbrengt;

k. eigen massa: de massa van het voertuig in bedrijfsvaardige staat met inbegrip van de bedrijfsstoffen, reservedelen en gereedschappen die behoren tot de normale uitrusting;

l. toegestane maximum massa: de eigen massa van het voertuig vermeerderd met de voor het voertuig toegestane maximum massa aan lading.

m. toegestane maximum massa van een vrachtauto die is voorzien van een koppelinrichting: de toegestane maximum massa van de vrachtauto indien deze niet zou zijn voorzien van een koppelinrichting, verhoogd met de hoogste toegestane maximum massa van een aanhangwagen waarmee de vrachtauto kan worden verbonden;

n. richtlijn: de Richtlijn nr. 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen.

Artikel 3

1. In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt onder personenauto mede verstaan een motorrijtuig op drie of meer wielen met een toegestane maximum massa van 3 500 kg of minder met een laadruimte, zulks met uitzondering van een motorrijtuig met een laadruimte die in haar geheel is voorzien van een vlakke laadvloer en die:

a. een lengte heeft van ten minste 200 cm en over ten minste 200 cm van de lengte en over ten minste 20 cm van de breedte een hoogte heeft van ten minste 130 cm; dan wel

b. ingeval de laadruimte minder dan 25 cm hoger is dan de cabine:

1°. een lengte heeft van ten minste 125 cm en over ten minste 125 cm van de lengte en over ten minste 20 cm van de breedte een hoogte heeft van ten minste 98 cm; en

2°. van de bestuurderszitplaats is afgescheiden door een vaste wand over ten minste de gehele breedte van de cabine, welke wand direct achter de zitplaats is aangebracht en ten minste dezelfde hoogte heeft als de bestuurderscabine; en

3°. niet is voorzien van zijruiten dan wel is voorzien van niet meer dan één aan de rechterzijde van de laadruimte aangebrachte zijruit; dan wel

c. ingeval de laadruimte ten minste 25 cm hoger is dan de cabine:

1°. een lengte heeft van ten minste 125 cm en over ten minste 125 cm van de lengte en over ten minste 20 cm van de breedte een hoogte heeft van ten minste 98 cm; en

2°. van de bestuurderszitplaats is afgescheiden door een vaste wand over ten minste de gehele breedte van de cabine, welke wand direct achter de bestuurderszitplaats is aangebracht en een hoogte heeft van ten minste 30 cm; en

3°. niet is voorzien van zijruiten dan wel is voorzien van niet meer dan één aan de rechterzijde van de laadruimte aangebrachte zijruit; dan wel

d. ingeval het motorrijtuig een dubbele cabine heeft met zitruimte achter de bestuurder voor één rij naast elkaar in de rijrichting zittende personen:

1°. over ten minste 150 cm van de lengte en over ten minste 20 cm van de breedte een hoogte heeft van ten minste 130 cm; en

2°. voor ten minste 40 percent van de lengte voor het hart van de achterste as is geplaatst en een lengte heeft van:

I. ten minste 150 cm; en

II. ten minste twee derde van de lengte die de laadruimte zou hebben indien de zitruimte achter de bestuurder zou ontbreken; en

III. ten minste twee maal die van de cabine, tenzij de cabine een hoogte heeft van ten minste 130 cm; en

3°. van de cabine is afgescheiden door een vaste wand over ten minste de gehele breedte van de cabine, welke wand direct achter de zitruimte is aangebracht en ten minste dezelfde hoogte heeft als de cabine; en

4°. niet is voorzien van zijruiten dan wel is voorzien van niet meer dan één aan de rechterzijde van de laadruimte aangebrachte zijruit.

2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:

a. de wijze waarop de hoogte en de lengte van de laadruimte en van de cabine worden vastgesteld alsmede op welke wijze het verschil in hoogte tussen de cabine en de laadruimte wordt vastgesteld;

b. de constructie-technische afwerking van de laadruimte;

c. de hoogte, de plaats, de constructiewijze en de bevestigingswijze van de vaste wand.

Artikel 4

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ingevolge welke met een motorrijwiel worden gelijkgesteld motorrijtuigen op meer dan twee wielen die uit hoofde van hun bouw overeenkomst vertonen met een motorrijwiel.

Artikel 5

In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder weg: elke voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande weg en elk zodanig pad, de in de weg of het pad liggende bruggen en duikers alsmede de tot de weg behorende paden en bermen of zijkanten.

Hoofdstuk II. Belastingplichtige

Artikel 6

De belasting wordt geheven van degene die bij de aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt.

Artikel 7

1. Een motorrijtuig wordt gehouden door degene:

a. op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wegenverkeerswet 1994;

b. die het motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven, feitelijk ter beschikking heeft;

c. die een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig in Nederland feitelijk ter beschikking heeft.

2. Als motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven wordt niet aangemerkt een motorrijtuig waarvoor ingevolge artikel 37 van de Wegenverkeerswet 1994 het voorzien zijn van een kenteken ter zake van het gebruik van de weg niet is voorgeschreven. De eerste volzin is niet van toepassing met betrekking tot artikel 37, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994, behoudens voorzover bij ministeriële regeling anders wordt bepaald.

Artikel 8

1. Indien het motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven feitelijk en niet geheel voorbijgaand ter beschikking staat van een ander dan degene op wiens naam het opgegeven kenteken is gesteld, kan de inspecteur:

a. deze op gezamenlijk verzoek aanmerken als degene die het motorrijtuig houdt;

b. deze ambtshalve aanmerken als degene die het motorrijtuig houdt.

2. De inspecteur neemt de beslissing op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de beslissing, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 9

Als degene die het motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven feitelijk ter beschikking heeft wordt beschouwd degene ten aanzien van wie het gebruik van de weg met het motorrijtuig is geconstateerd. Degene ten aanzien van wie het gebruik van de weg is geconstateerd, wordt geacht tot het moment waarop voor het motorrijtuig een kenteken is opgegeven, het motorrijtuig feitelijk ter beschikking te hebben, tenzij is gebleken dat dit onjuist is.

Hoofdstuk III. Wijze van heffing

Afdeling 1. Tijdvak

Artikel 10

Het tijdvak waarover de belasting moet worden betaald is drie maanden.

Artikel 11

1. Voor een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven vangt het tijdvak aan met ingang van de dag van dagtekening van de eerste tenaamstelling van het voor dat motorrijtuig afgegeven kentekenbewijs en telkenmale drie maanden later.

2. Bij wijziging van de tenaamstelling van het kentekenbewijs voor een motorrijtuig wegens wisseling van de houder van het motorrijtuig geldt als kort tijdvak waarover de belasting moet worden betaald, het tijdvak dat aanvangt met ingang van de dag van dagtekening van de wijziging van de tenaamstelling van het kentekenbewijs en dat eindigt met de dag voorafgaande aan de eerste dag van het tijdvak met ingang waarvan de belasting voor het eerst na die wisseling moet worden betaald op de voet van het eerste lid.

Artikel 12

Voor een motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven vangt het tijdvak aan met ingang van de dag waarop het gebruik van de weg met het motorrijtuig wordt geconstateerd en, zolang voor dat motorrijtuig nog geen kenteken is opgegeven, telkenmale drie maanden later.

Artikel 13

1. Voor een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig dat in Nederland feitelijk ter beschikking staat vangt het tijdvak aan met ingang van de dag van het gebruik van de weg in Nederland.

2. In afwijking van het bepaalde in artikel 10 kan de belasting voor een in het eerste lid bedoeld motorrijtuig van een houder die niet in Nederland zijn hoofdverblijf heeft of is gevestigd ook worden betaald over een tijdvak van 1, 3 of 15 dagen.

Afdeling 2. Aangifte en tijdstip van betaling

Artikel 14

De belasting moet op aangifte worden voldaan.

Artikel 15

1. In afwijking van artikel 19 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen moet de belasting zijn betaald bij de aanvang van het tijdvak.

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ingevolge welke de belasting in bepaalde gevallen niet bij de aanvang van het tijdvak behoeft te zijn betaald.

3. Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen kan de belasting voor personenauto’s, bestelauto’s, motorrijwielen of autobussen waarvoor een kenteken is opgegeven, in maandelijkse termijnen worden betaald.

Artikel 16

De belasting voor een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven kan in één keer worden betaald over vier aaneensluitende tijdvakken.

Artikel 17

1. De aanvraag om afgifte van een kentekenbewijs dan wel om wijziging van de tenaamstelling van het kentekenbewijs wordt aangemerkt als het doen van aangifte. De aangifte geldt, zolang het motorrijtuig niet van houder wisselt, voor alle tijdvakken waarin het motorrijtuig wordt gehouden.

2. Bij een verandering aan het motorrijtuig waardoor de belasting hoger of lager wordt, wordt een aanvullende aangifte gedaan. Indien als gevolg van een verandering aan het motorrijtuig een aanvraag wordt gedaan om aanpassing van het kentekenbewijs wordt deze aanvraag aangemerkt als het doen van een aanvullende aangifte.

3. De constatering van het feit dat voor een motorrijtuig de aanvullende aangifte niet is gedaan, wordt gelijkgesteld met een dergelijke aangifte.

4. De aanvullende aangifte geldt voor de tijdvakken die aanvangen na het lopende tijdvak.

Afdeling 3. Teruggaaf

Artikel 18

1. Teruggaaf van belasting wordt verleend over het nog niet verstreken deel van het lopende tijdvak alsmede over de nog niet aangevangen tijdvakken op het tijdstip waarop het motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven van houder wisselt dan wel het houderschap daarvan wordt beëindigd.

2. Bij verandering aan een motorrijtuig zodanig dat de voor het motorrijtuig verschuldigde belasting lager is dan die vóór de verandering, wordt voor het verschil in belasting teruggaaf verleend over de tijdvakken die nog niet zijn aangevangen op het tijdstip waarop de aanvullende aangifte wordt gedaan.

3. Teruggaaf van belasting wordt op verzoek verleend over het lopende tijdvak voorzover dit niet is verstreken op de dag van dagtekening van de tenaamstelling van het kentekenbewijs voor een motorrijtuig waarvoor geen kenteken was opgegeven.

4. De inspecteur stelt de teruggaaf vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.

5. Bedragen van € 5 en minder worden niet terugbetaald.

6. Voor de toepassing van het eerste en het derde lid wordt een maand gesteld op dertig dagen.

Afdeling 4. Schorsing

Artikel 19

1. Voor een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven wordt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, de belasting niet geheven over tijdvakken die aanvangen tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994.

2. Het eerste lid is niet van toepassing als de schorsing eindigt:

a. met betrekking tot een personenauto, een bestelauto of een motorrijwiel: binnen drie maanden;

b. met betrekking tot een vrachtauto of een autobus: binnen een maand.

Artikel 20

1. Teruggaaf van belasting wordt verleend over de tijdvakken die nog niet zijn aangevangen bij de aanvang van de schorsing.

2. Teruggaaf van belasting wordt mede verleend over het bij de aanvang van de schorsing nog niet verstreken gedeelte van het lopende tijdvak.

3. artikel18, vierde, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21

Bij beëindiging van een schorsing geldt als kort tijdvak waarover de belasting moet worden betaald het tijdvak dat aanvangt met ingang van de dag waarop de schorsing is opgeheven en dat eindigt met de dag voorafgaande aan de eerste dag van het tijdvak met ingang waarvan de belasting voor het eerst na beëindiging van die schorsing moet worden betaald op de voet van artikel 11, eerste lid.

Hoofdstuk IV. Tarief

Afdeling 1. Algemeen

Artikel 22

1. Voor de toepassing van de tariefbepalingen wordt:

a. uitgegaan van het motorrijtuig zoals het is ingericht bij de aanvang van het tijdvak;

b. 1°. de eigen massa van het motorrijtuig afgerond tot het naaste honderdtal kilogrammen, met dien verstande dat 50 kg naar beneden wordt afgerond;

2°. de toegestane maximum massa van het motorrijtuig afgerond tot het naaste duizendtal kilogrammen, met dien verstande dat een gedeelte van 1000 kg naar beneden wordt afgerond;

c. als benzine aangemerkt: lichte olie als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de accijns;

d. als dieselolie aangemerkt: halfzware olie en gasolie als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns.

2. Voor een personenauto of een bestelauto die is voorzien van een installatie voor het verplaatsen of vastzetten van een rolstoel, wordt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, op verzoek het gewicht van die installatie niet meegerekend bij het vaststellen van de eigen massa van het motorrijtuig. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

3. Voor een personenauto of een bestelauto die is ingericht en bestemd om mede te worden aangedreven door een elektromotor wordt, mits de aandrijving door de elektromotor zodanig is dat de elektrische energie voor een actieradius van ten minste 24 km aaneengesloten stadsverkeer uitsluitend door een batterij of door een brandstofcel kan worden geleverd, of mits het piekvermogen van de voor de aandrijving bestemde elektromotor ten minste 15 % van het maximum vermogen van de verbrandingsmotor bedraagt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, de eigen massa van het motorrijtuig verminderd met 125 kg.

Afdeling 2. Tarief personenauto

Artikel 23

1. Voor een personenauto bedraagt de belasting:

bij een eigen massa in kilogrammen van

over een tijdvak van drie maanden

vermeerderd met

per 100 kg eigen massaboven

500 of minder

€ 16,09

600

€ 21,81

700

€ 27, 71

800

€ 36,17

900 tot en met 3200

€ 48,11

€ 12,95

900 kg

3300 en meer

€ 355,23

€ 8,99

3 300 kg

2. De belasting voor een personenauto wordt verhoogd met een brandstoftoeslag, tenzij deze personenauto is bestemd om te worden aangedreven door een kracht die uitsluitend wordt ontleend aan aardgas, benzine, een product dat ingevolge artikel 28 van de Wet op de accijns gelijkwaardig is aan lichte olie, of een combinatie van deze brandstoffen. De brandstoftoeslag bedraagt bij aandrijving door een kracht die:

a. wordt ontleend aan dieselolie of een product dat ingevolge artikel 28 van de Wet op de accijns gelijkwaardig is aan gasolie of een combinatie van deze brandstoffen:

€ 61,33 bij een eigen massa van 500 kg of minder;

€ 72,60 bij een eigen massa van 600 kg;

€ 83,85 bij een eigen massa van 700 kg;

€ 95,31 bij een eigen massa van 800 kg;

€ 111,55 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met € 12,09 per 100 kg eigen massa boven 900 kg;

b. niet uitsluitend wordt ontleend aan een motorbrandstof als bedoeld in de aanhef of in onderdeel a:

€ 71,96 bij een eigen massa van 500 kg of minder;

€ 86,25 bij een eigen massa van 600 kg;

€ 100,55 bij een eigen massa van 700 kg;

€ 114,84 bij een eigen massa van 800 kg;

€ 125,44 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met € 13,30 per 100 kg eigen massa boven 900 kg.

Voor de toepassing van dit lid wordt aandrijving door een kracht die wordt ontleend aan een elektromotor als bedoeld in artikel 22, derde lid, buiten beschouwing gelaten.

3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, bedraagt de aldaar bedoelde brandstoftoeslag: nihil bij een eigen massa van 800 kg of minder en € 13,88 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met € 13,88 per 100 kg eigen massa boven 900 kg bij aandrijving door een kracht die wordt ontleend aan vloeibaar gemaakt petroleumgas, indien:

a. voor de personenauto een typegoedkeuring is verleend als bedoeld in artikel 22 van de Wegenverkeerswet 1994 dan wel een individuele goedkeuring als bedoeld in artikel 26 van die wet, met toepassing van de normen zoals die zijn neergelegd in de Richtlijn nr. 70/220/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen (PbEG L 76), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij Richtlijn nr. 94/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100), dan wel met betrekking tot personenauto's waarvoor na 31 december 2000 het kenteken is opgegeven, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij Richtlijn nr. 98/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 1998 (PbEG L 350);

b. de personenauto is voorzien van een installatie die tot gevolg heeft dat de emissies van die personenauto ten minste 30 % lager zijn dan de emissienormen zoals neergelegd in de in onderdeel a bedoelde richtlijn;

c. de installatie als bedoeld in onderdeel b voldoet aan de door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde eisen; deze eisen zullen in ieder geval betrekking hebben op:

1°. de ongevoeligheid van de installatie voor de brandstofsamenstelling;

2°. het niet kunnen wijzigen van de afstelling van het systeem, anders dan door of onder toezicht van de fabrikant of leverancier;

3°. het voorzien zijn van een systeem dat de correcte werking van de installatie bewaakt en de bestuurder daarover informeert; en

d. met betrekking tot de personenauto overeenkomstig de door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde bepalingen in het kentekenregister en op het kentekenbewijs de aanduiding G3 is opgenomen.

Artikel 23a

1. Voor een personenauto waarvan de binnenruimte is ingericht voor het vervoer en verblijf van personen en is voorzien van een vaste kook– en slaapgelegenheid en die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden en beperkingen met betrekking tot uiterlijk en inrichting, bedraagt de belasting in afwijking van artikel 23 en onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, een kwart van de ingevolge dat artikel verschuldigde belasting.

2. Indien een personenauto als bedoeld in het eerste lid, bedrijfsmatig wordt verhuurd, bedraagt de belasting de helft van de ingevolge artikel 23 verschuldigde belasting.

Artikel 23b

1. Voor een personenauto, niet zijnde een personenauto in de zin van artikel 23a, waarvan de CO2-uitstoot niet hoger is dan 95 gram per kilometer indien deze wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, dan wel niet hoger is dan 110 gram per kilometer indien deze wordt aangedreven met een ander soort motor, bedraagt de belasting in afwijking van artikel 23 nihil.

2. Artikel 9, tiende lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 3. Tarief bestelauto

Artikel 24

Op de belasting die wordt geheven voor een bestelauto is artikel 23 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24a

1. Voor een bestelauto die is ingericht en wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine en voor het gelijktijdige vervoer van een niet-opvouwbare rolstoel ten behoeve van die persoon, bedraagt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, de belasting op verzoek:

bij een eigen massa in kilogrammen van

over een tijdvak van drie maanden

vermeerderd met per 100 kg eigen massa boven

500 of minder

€ 9,56

600 tot en met 1000

€ 16,37

€ 4,79

600 kg

1100 tot en met 2000

€ 40,37

€5,13

1 100 kg

2100 tot en met 2700

€ 92,11

€ 5,53

2 100 kg

2800 en meer

€ 128,70

€ 1,28

2 800 kg

2. Het eerste lid is eveneens van toepassing, indien de laadruimte van de bestelauto, in afwijking van artikel 3, eerste lid, ten gevolge van aanpassing van de bestelauto in verband met de handicap van de in het eerste lid bedoelde persoon, niet langer van de bestuurdersplaats onderscheidenlijk de cabine is afgescheiden of niet in haar geheel is voorzien van een vlakke laadvloer.

3. Indien de belasting voor een bestelauto wordt geheven van een ander dan de gehandicapte, is het eerste lid slechts van toepassing indien het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan door die ander en de gehandicapte gezamenlijk.

4. Bij een verandering, anders dan aan de bestelauto, waardoor de belasting voor een bestelauto hoger of lager wordt, wordt een aanvullende aangifte gedaan. De constatering van het feit dat voor een bestelauto de aanvullende aangifte niet is gedaan, wordt gelijkgesteld met een dergelijke aangifte. De aanvullende aangifte geldt voor de tijdvakken die aanvangen na het lopende tijdvak.

5. In geval de belasting uitsluitend hoger wordt ten gevolge van het overlijden van de gehandicapte, geldt in afwijking van het vierde lid de aanvullende aangifte voor de tijdvakken die aanvangen na het vierde tijdvak volgend op het lopende tijdvak, indien:

a. het kenteken op naam wordt gesteld van een inwonend gezinslid van het gezin waartoe de gehandicapte behoorde en op naam blijft staan van deze persoon, dan wel, indien de gehandicapte niet de houder was, het kenteken op naam blijft staan van de in het derde lid bedoelde andere persoon; en

b. de bestelauto uitsluitend gebruikt blijft worden voor het persoonlijk gebruik van degene op wiens naam het kenteken is gesteld, gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen.

6. Bij constatering van het feit dat voor een motorrijtuig geen aanvullende aangifte is gedaan in verband met een verandering, anders dan aan het motorrijtuig, waardoor de belasting hoger wordt, kan ter zake van die verandering te weinig geheven belasting worden nageheven. Artikel 33, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

7. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 24b

1. In afwijking van artikel 24 bedraagt de belasting die voor een bestelauto wordt geheven van een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, niet zijnde een persoon die ingevolge artikel 7, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 met betrekking tot een bepaalde levering als ondernemer wordt aangemerkt, die de bestelauto meer dan bijkomstig bezigt in het kader van zijn onderneming:

bij een eigen massa in kilogrammen van

over een tijdvak van drie maanden

vermeerderd met

per 100 kg eigen massa boven

500 of minder

€ 32,73

600 tot en met 1000

€ 40,02

€ 5,12

600 kg

1100 tot en met 2000

€ 65,75

€ 5,50

1 100 kg

2100 tot en met 2700

€ 121,20

€ 5,93

2 100 kg

2800 en meer

€ 160,44

€ 1,36

2 800 kg

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid gelden de daarin opgenomen belastingbedragen voor een bestelauto die door een ondernemer als bedoeld in het eerste lid voor een langere dan bij ministeriële regeling vast te stellen periode ter beschikking wordt gesteld aan een derde, slechts indien deze derde overigens voldoet aan het gestelde in het eerste lid.

3. Bij een verandering, anders dan aan de bestelauto, waardoor de belasting voor een bestelauto hoger of lager wordt, wordt een aanvullende aangifte gedaan. De constatering van het feit dat voor een bestelauto de aanvullende aangifte niet is gedaan, wordt gelijkgesteld met een dergelijke aangifte. De aanvullende aangifte geldt voor de tijdvakken die aanvangen na het lopende tijdvak.

4. Bij constatering van het feit dat voor een motorrijtuig geen aanvullende aangifte is gedaan in verband met een verandering, anders dan aan het motorrijtuig, waardoor de belasting hoger wordt, kan ter zake van die verandering te weinig geheven belasting worden nageheven. Artikel 33, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Afdeling 4. Tarief motorrijwiel

Artikel 25

Voor een motorrijwiel bedraagt de belasting over een tijdvak van drie maanden € 20,30.

Afdeling 5. Tarief vrachtauto

Artikel 25a

1. Voor een vrachtauto bedraagt de belasting:

Bij een toegestane maximum massa in kilogrammen van

Over een tijdvak van drie maanden

Zonder koppelinrichting

met koppelinrichting

Zonder luchtvering

Met luchtvering

zonder luchtvering

Met luchtvering

Met aantal assen

met aantal assen

2

3

4 of meer

2

3

4 of meer

2

3 of meer

2

3 of meer

Minder dan 15 000

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

15 000 tot 23 000

€ 87,19

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

23 000 tot 25 000

€ 108,06

€ 108,06

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

25 000 tot 27 000

€ 108,06

€ 108,06

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 97,02

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

27 000 tot 29 000

€ 114,20

€ 114,20

€ 114,20

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

€ 97,02

€ 72,45

€ 72,45

€ 72,45

29 000 tot 31 000

€ 168,24

€ 168,24

€ 168,24

€ 114,20

€ 114,20

€ 114,20

€ 105,58

€ 103,14

€ 72,45

€ 72,45

31 000 tot 33 000

€ 168,24

€ 168,24

€ 168,24

€ 114,20

€ 114,20

€ 114,20

€ 146,13

€ 103,14

€ 105,58

€ 72,45

33 000 tot 36 000

€ 168,24

€ 168,24

€ 168,24

€ 114,20

€ 114,20

€ 114,20

€ 219,81

€ 142,43

€ 146,13

€ 103,14

36 000 tot 38 000

€ 168,24

€ 168,24

€ 168,24

€ 114,20

€ 114,20

€ 114,20

€ 219,81

€ 142,43

€ 146,13

€ 103,14

38 000 tot 40 000

€ 168,24

€ 168,24

€ 168,24

€ 114,20

€ 114,20

€ 114,20

€ 219,81

€ 195,27

€ 160,86

€ 142,43

40 000 en meer

€ 168,24

€ 168,24

€ 168,24

€ 114,20

€ 114,20

€ 114,20

€ 288,58

€ 288,58

€ 219,81

€ 195,27

waarbij voor de luchtvering geldt dat deze zich bevindt op de aangedreven assen en onder luchtvering mede wordt verstaan daaraan als gelijkwaardig erkende vering als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn.

2. De ingevolge het eerste lid verschuldigde belasting wordt verhoogd met:

a. 90 % voor een EURO 0-voertuig;

b. 75 % voor een EURO I-voertuig;

c. 60 % voor een EURO II-voertuig.

3. Onder EURO 0-voertuig, EURO I-voertuig, EURO II-voertuig, EURO III-voertuig, EURO IV-voertuig, EURO V-voertuig en EEV-voertuig wordt verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in de richtlijn.

4. Indien de Euronorm van een vrachtauto niet is geregistreerd, wordt voor de bepaling van de Euronorm uitgegaan van de datum van eerste toelating van deze vrachtauto zoals vermeld in het kentekenregister.

Внимание! Это не конец книги.

Если начало книги вам понравилось, то полную версию можно приобрести у нашего партнёра - распространителя легального контента. Поддержите автора!

Страницы книги >> 1
  • 0 Оценок: 0

Правообладателям!

Данное произведение размещено по согласованию с ООО "ЛитРес" (20% исходного текста). Если размещение книги нарушает чьи-либо права, то сообщите об этом.

Читателям!

Оплатили, но не знаете что делать дальше?


Популярные книги за неделю


Рекомендации