Электронная библиотека » Nederland » » онлайн чтение - страница 12


  • Текст добавлен: 2 июля 2019, 19:41


Автор книги: Nederland


Жанр: Юриспруденция и право, Наука и Образование


сообщить о неприемлемом содержимом

Текущая страница: 12 (всего у книги 20 страниц)

Шрифт:
- 100% +
Afdeling 3.9. Negatieve persoonsgebonden aftrek

Artikel 3.139. Negatieve persoonsgebonden aftrek

Als negatieve persoonsgebonden aftrek van een belastingplichtige wordt in aanmerking genomen:

a. hetgeen door hem is ontvangen als teruggave van of nagekomen betaling ter zake van onderhoudsverplichtingen die op grond van afdeling 6.2 in aanmerking zijn genomen;

b. hetgeen door hem is ontvangen als teruggave van of nagekomen betaling ter zake van uitgaven voor specifieke zorgkosten die op grond van afdeling 6.5 in aanmerking zijn genomen, ten hoogste tot het bedrag van de uitgaven die in aftrek zijn gekomen;

c. hetgeen door hem is ontvangen als teruggave van of nagekomen betaling ter zake van scholingsuitgaven die op grond van afdeling 6.7 in aanmerking zijn genomen, ten hoogste tot het bedrag van de uitgaven die in aftrek zijn gekomen;

d. hetgeen door hem is ontvangen als nagekomen betaling ter zake van uitgaven voor monumentenpanden die op grond van afdeling 6.8 in aanmerking zijn genomen, ten hoogste tot het bedrag van de uitgaven die in aftrek zijn gekomen en

e. het bedrag dat door hem is ontvangen ten gevolge van de ontbinding of herroeping van een schenking die op grond van afdeling 6.9 in aanmerking is genomen, indien van toepassing vermeerderd met het bedrag, bedoeld in artikel 6.39a, voor zover dat bedrag of die bedragen in aftrek is onderscheidenlijk zijn gekomen.

Afdeling 3.10 [Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 3.140 [Vervallen per 01-01-2005]


Artikel 3.141 [Vervallen per 01-01-2005]


Artikel 3.142 [Vervallen per 01-01-2005]


Artikel 3.143 [Vervallen per 01-01-2005]

Afdeling 3.11. Waardering niet in geld genoten inkomen

Artikel 3.144. Waardering niet in geld genoten inkomen

Niet in geld genoten loon, periodieke uitkeringen en verstrekkingen, voordelen uit eigen woning en voordelen uit kapitaalverzekering eigen woning worden – voorzover niet anders is bepaald – in aanmerking genomen naar de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend, met dien verstande dat voorzover de verwerving van dat inkomen het gebruik of verbruik daarvan meebrengt, de waarde wordt gesteld op ten hoogste het bedrag van de besparing. Deze kan bij ministeriële regeling worden vastgesteld.


Artikel 3.145 [Vervallen per 01-01-2006]

Afdeling 3.12. Tijdstip genieten en aftrek

Artikel 3.146. Tijdstip genieten

1. Loon, aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen, termijnen van lijfrenten en andere periodieke uitkeringen en verstrekkingen uit een inkomensvoorziening, uitkeringen op grond van een buitenlandse voorziening die naar aard en strekking overeenkomt met een inkomensvoorziening, voordelen uit eigen woning, voordelen uit kapitaalverzekeringen eigen woning, voordelen uit spaarrekening eigen woning, voordelen uit beleggingsrecht eigen woning en negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen worden – voorzover niet anders is bepaald – geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop zij zijn:

a. ontvangen;

b. verrekend;

c. ter beschikking gesteld;

d. rentedragend geworden of

e. vorderbaar en inbaar geworden.

2. Voor loon is artikel 13a, tweede, derde, vierde en zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing.

3. De in artikel 3.83, eerste lid, bedoelde aanspraken uit een pensioenregeling worden geacht te zijn genoten op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan dat waarop de belastingplichtige ophoudt binnenlands belastingplichtig te zijn.

4. De in artikel 3.116, derde en vierde lid, bedoelde waarde in het economische verkeer van de kapitaalverzekering eigen woning wordt geacht te zijn genoten op het tijdstip van de fictieve uitkering.

5. Ingeval artikel 3.116a, vierde of vijfde lid, toepassing vindt, is het tijdstip waarop geacht wordt deblokkering te hebben plaatsgevonden het tijdstip van genieten van het voordeel uit spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning.

6. De in de artikelen 3.133, 3.135 en 3.136, eerste, tweede en derde lid bedoelde negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen worden geacht te zijn genoten op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan dat waarop zich de omstandigheid voordoet, bedoeld in die artikelen.

7. De in artikel 3.136, vierde lid, bedoelde negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen worden geacht te zijn genoten op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan dat waarop de belastingplichtige is opgehouden binnenlands belastingplichtige te zijn.

8. De in artikel 3.136, vijfde lid, eerste volzin, bedoelde negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen en de ingevolge artikel 3.136, vijfde lid, eerste volzin, als loon aan te merken aanspraken uit een pensioenregeling worden geacht te zijn genoten op het tijdstip dat onmiddellijk volgt op dat waarop zich de omstandigheid voordoet, bedoeld in die volzin.


Artikel 3.147. Tijdstip aftrek

Aftrekbare kosten en uitgaven voor inkomensvoorzieningen komen – voorzover niet anders is bepaald – voor aftrek in aanmerking op het tijdstip waarop zij zijn:

a. betaald;

b. verrekend;

c. ter beschikking gesteld of

d. rentedragend geworden.

Afdeling 3.13. Verliesverrekening

Artikel 3.148. Verlies

1. Indien de berekening van het inkomen uit werk en woning leidt tot een negatief bedrag wordt dit aangemerkt als verlies uit werk en woning.

2. Indien de berekening van de belastbare winst uit onderneming leidt tot een negatief bedrag, wordt dit tot ten hoogste het verlies uit werk en woning aangemerkt als ondernemingsverlies.


Artikel 3.149. Te conserveren inkomen buiten beschouwing

Voor de toepassing van deze afdeling worden inkomen uit werk en woning en verlies uit werk en woning bepaald zonder rekening te houden met te conserveren inkomen.


Artikel 3.150. Verliesverrekening

1. Het verlies uit werk en woning wordt verrekend met de inkomens uit werk en woning van de drie voorafgaande en de negen volgende kalenderjaren.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder verlies uit werk en woning mede verstaan verlies uit werk en woning in Nederland zoals bedoeld in artikel 7.2, vierde lid.

3. De in het eerste lid genoemde termijn van drie jaar wordt voor een belastingplichtige aan wie wegens gemoedsbezwaren tegen één of meer volksverzekeringen ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 64, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet financiering sociale verzekeringen, en hij daarvoor bij de aangifte kiest, voor de in het vierde lid bedoelde ondernemingsverliezen verlengd tot acht jaar.

4. Het derde lid is van toepassing op ondernemingsverliezen die zijn toe te rekenen aan kosten en lasten van schade als gevolg van risico's die andere belastingplichtigen die wat betreft aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten in een vergelijkbare positie verkeren als de belastingplichtige, plegen te verzekeren.

5. De verrekening vindt plaats in de volgorde waarin de verliezen zijn ontstaan en de inkomens zijn genoten.

6. Het verlies uit werk en woning voorzover dit is voortgevloeid uit de toerekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen aan de belastingplichtige en niet kan worden verrekend met inkomens uit werk en woning van de jaren waarin de belastingplichtige een partner heeft, wordt ingeval het partnerschap door het overlijden van de belastingplichtige eindigt aangemerkt als verlies uit werk en woning van de partner mits zowel de belastingplichtige als zijn partner op het tijdstip van beëindiging binnenlands belastingplichtige was.

7. Het ondernemingsverlies dat met toepassing van artikel 14c, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 geacht wordt te zijn geleden door de aandeelhouder die de onderneming voortzet, wordt uitsluitend verrekend met de winst uit de voortgezette onderneming.


Artikel 3.151. Vaststelling verlies

1. De inspecteur stelt het bedrag van een verlies uit werk en woning vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.

2. Ingeval het verlies geheel of gedeeltelijk bestaat uit een ondernemingsverlies, stelt de inspecteur bij de in het eerste lid bedoelde beschikking tevens het bedrag van het ondernemingsverlies vast.

3. Het bedrag van het verlies uit werk en woning en het bedrag van het ondernemingsverlies worden afzonderlijk op het aanslagbiljet vermeld.

4. Indien er grond is voor het vermoeden dat een verlies uit werk en woning of een ondernemingsverlies te hoog is vastgesteld, kan de inspecteur de in het eerste lid bedoelde beschikking herzien. Herziening vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking.

5. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, levert geen grond op voor herziening, tenzij de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.

6. Artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdelen b en c, derde en vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op herziening.


Artikel 3.152. Formalisering achterwaartse verliesverrekening

1. Verrekening van verlies uit werk en woning met het inkomen uit werk en woning van een voorafgaand kalenderjaar vindt plaats door vermindering van de aanslag bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. In de beschikking wordt tevens vastgesteld welk bedrag aan ondernemingsverlies wordt verrekend.

2. De inspecteur geeft de beschikking gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag over het jaar waarin het verlies is ontstaan.

3. Indien over een voorafgaand kalenderjaar geen aanslag is vastgesteld en met het inkomen uit werk en woning van dat jaar een verlies wordt verrekend, nodigt de inspecteur de belastingplichtige alsnog uit tot het doen van aangifte voor dat jaar. Voor de toepassing van artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt de belastingplichtige in dat geval geacht uitstel voor het doen van aangifte te hebben verkregen vanaf het einde van het desbetreffende jaar tot het tijdstip van uitnodiging tot het doen van aangifte.

4. Rechtsmiddelen tegen de beschikking kunnen uitsluitend betrekking hebben op de toepassing van artikel 3.150.

5. Voorafgaand aan de vermoedelijke vaststelling van de in het eerste lid bedoelde beschikking kan de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking volgens bij ministeriële regeling te stellen regels een voorlopige verliesverrekening verlenen tot ten hoogste het bedrag waarop de vermindering vermoedelijk zal worden vastgesteld. Een voorlopige verliesverrekening kan door één of meer voorlopige verliesverrekeningen worden aangevuld.

6. Voorlopige verliesverrekeningen worden verrekend bij de in het eerste lid bedoelde beschikking of, indien een dergelijke beschikking niet wordt vastgesteld, met de aanslag over het jaar waarover het verlies dat tot een voorlopige verliesverrekening heeft geleid, is aangegeven.


Artikel 3.153. Formalisering voorwaartse verliesverrekening

1. Verrekening van een verlies uit werk en woning met het inkomen uit werk en woning van een volgend kalenderjaar vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. In de beschikking wordt tevens vastgesteld welk bedrag aan ondernemingsverlies wordt verrekend.

2. De inspecteur geeft de beschikking gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag over het jaar waarmee het verlies wordt verrekend.

3. Het bedrag van het verrekende verlies wordt op het aanslagbiljet afzonderlijk vermeld.

4. Rechtsmiddelen tegen de beschikking kunnen uitsluitend betrekking hebben op de toepassing van artikel 3.150, alsmede, indien geen belasting is verschuldigd, tegen de grootte van het verrekende bedrag.

Afdeling 3.14. Middeling

Artikel 3.154. Middeling

1. Op verzoek wordt aan degene die gedurende een tijdvak van drie aaneengesloten gehele kalenderjaren (middelingstijdvak) binnenlandse belastingplichtige is geweest een teruggaaf van belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning (middelingsteruggaaf) verleend. Voor de toepassing van dit artikel wordt mede als binnenlandse belastingplichtige beschouwd de buitenlandse belastingplichtige van wie het inkomen, na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, geheel of nagenoeg geheel in Nederland is onderworpen aan de loonbelasting of inkomstenbelasting.

2. Een kalenderjaar dat tot een middelingstijdvak behoort, wordt niet in een ander middelingstijdvak betrokken.

3. De middelingsteruggaaf wordt berekend op het verschil van de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning die over de jaren van het middelingstijdvak is geheven en de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning die verschuldigd zou zijn indien het belastbare inkomen uit werk en woning in elk van die jaren een derde gedeelte zou bedragen van het totaal van de – ten minste op nihil te stellen – belastbare inkomens uit werk en woning in die jaren (herrekende belasting), voorzover dit verschil meer bedraagt dan € 545.

4. Als over de jaren van het middelingstijdvak geheven belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning wordt aangemerkt de belasting die is geheven vóór toepassing van de heffingskorting. Indien met toepassing van artikel 9.4 over een jaar geen aanslag is vastgesteld, wordt voor dat jaar als geheven belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning aangemerkt het gezamenlijke bedrag van de voorheffingen, bedoeld in artikel 9.2, voorzover die betrekking hebben op het belastbare inkomen uit werk en woning, vermeerderd met de daarbij in aanmerking genomen heffingskorting.

5. Onder herrekende belasting wordt verstaan de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning die zonder toepassing van artikel 9.4 zou zijn geheven over de herrekende belastbare inkomens uit werk en woning, zonder rekening te houden met de heffingskorting.

6. Indien over een jaar van het middelingstijdvak een regeling ter voorkoming van dubbele belasting is toegepast, wordt het bedrag van de middelingsteruggaaf gesteld op

A x C/B, waarbij

A voorstelt: het bedrag van de middelingsteruggaaf dat zou zijn berekend indien geen regeling ter voorkoming van dubbele belasting zou zijn toegepast;

B voorstelt: de belasting, bedoeld in het vierde lid die zou zijn geheven indien geen regeling ter voorkoming van dubbele belasting zou zijn toegepast;

C voorstelt: de belasting, bedoeld in het vierde lid na toepassing van de regelingen ter voorkoming van dubbele belasting.

7. Indien artikel 27b, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, of artikel 9.1, derde lid, is toegepast, wordt voor de toepassing van dit artikel onder geheven belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning mede verstaan de geheven premie voor de volksverzekeringen en wordt onder de herrekende belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning mede verstaan de premie voor de volksverzekeringen die zonder toepassing van artikel 9.4 zou zijn geheven.

8. Indien in het middelingstijdvak het jaar is begrepen waarin de belastingplichtige de leeftijd van 65 jaar bereikt, wordt voor de toepassing van het zevende lid de geheven en herrekende premie voor de volksverzekeringen voor alle jaren in het middelingstijdvak gesteld op het bedrag dat zou zijn geheven of herrekend indien de premie voor de algemene ouderdomsverzekering in al die jaren verschuldigd zou zijn.

9. Dit artikel is niet van toepassing op uitkeringen of bedragen die zouden moeten worden uitgekeerd wegens het overschrijden van pensioenbegrenzingen als bedoeld in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

10. Het verzoek wordt gedaan bij de inspecteur binnen 36 maanden nadat de aanslagen, voorheffingen en beschikkingen om geen aanslag op te leggen die op de jaren van het middelingstijdvak betrekking hebben, onherroepelijk zijn geworden. Indien over een jaar van het middelingstijdvak wordt nagevorderd of nageheven dan wel bij beschikking een aanslag wordt verminderd wegens verrekening van een verlies uit werk en woning, terwijl op het tijdstip van het onherroepelijk worden van de navorderingsaanslag, de naheffingsaanslag of de beschikking de in de eerste volzin bedoelde termijn van 36 maanden voor meer dan 34 maanden is verstreken, kan een verzoek om teruggaaf tevens worden gedaan binnen twee maanden na dat tijdstip. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud van het verzoek.

11. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.


Artikel 3.155. Te conserveren inkomen buiten beschouwing

Voor de toepassing van deze afdeling worden de geheven en de herrekende belasting bepaald zonder rekening te houden met te conserveren inkomen en de daarover verschuldigde belasting.

Afdeling 3.15. Zekerheid omtrent de aard van de voordelen uit een arbeidsrelatie

Artikel 3.156. Vragen van een beschikking

1. De belastingplichtige die zekerheid wenst omtrent de vraag of de voordelen die hij in een kalenderjaar geniet of zal gaan genieten uit een arbeidsrelatie of uit arbeidsrelaties waarin sprake is van hetzelfde soort van werkzaamheden die onder overeenkomstige condities worden verricht, worden aangemerkt als winst uit een onderneming, als loon of als resultaat uit overige werkzaamheden, kan een verzoek indienen bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

2. Zodra de feitelijke omstandigheden afwijken van de door de belastingplichtige gepresenteerde omstandigheden op basis waarvan de beschikking is verleend, meldt de belastingplichtige dit aan de inspecteur.

3. De inspecteur kan de beschikking herzien, indien de melding van de belastingplichtige als bedoeld in het tweede lid daartoe aanleiding geeft of hem uit anderen hoofde bekend is dat de feitelijke omstandigheden daartoe aanleiding geven. Herziening vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking.

4. De beschikking geldt voor een termijn van ten hoogste één kalenderjaar.

5. Ingeval de aanvraag betrekking heeft op werkzaamheden die zijn aangevangen of zullen aanvangen na het begin van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, gaat de in het vierde lid bedoelde termijn in op de dag van de aanvang van de werkzaamheden.

6. De belastingplichtige die voor drie achtereenvolgende jaren telkens een verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft ingediend voor hetzelfde soort van werkzaamheden die onder overeenkomstige condities zijn verricht en die verzoeken tot gelijkluidende beschikkingen hebben geleid waarbij die beschikkingen niet zijn herzien, wordt geacht voor het kalenderjaar volgend op die drie jaren een gelijkluidend verzoek te hebben ingediend. Een verzoek dat ingevolge de eerste volzin geacht wordt te zijn ingediend, telt voor de toepassing van die volzin mee als een verzoek als bedoeld in het eerste lid.


Artikel 3.157. Zekerheid omtrent de aard van de arbeidsrelatie

1. De belastingplichtige met een aanmerkelijk belang als bedoeld in hoofdstuk 4, die zekerheid wenst omtrent de vraag of werkzaamheden die voortvloeien uit een arbeidsrelatie of arbeidsrelaties waarin sprake is van hetzelfde soort van werkzaamheden die onder overeenkomstige condities worden verricht, worden aangemerkt als werkzaamheden uitsluitend verricht voor rekening en risico van de onderneming van de vennootschap waarin hij het aanmerkelijk belang heeft, kan een verzoek indienen bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

2. Artikel 3.156, tweede tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4. Heffingsgrondslag bij aanmerkelijk belang

Afdeling 4.1. Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Artikel 4.1. Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang is het inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd met de te verrekenen verliezen uit aanmerkelijk belang (afdeling 4.10).

Afdeling 4.2. Gelijkstellingen

Artikel 4.2. Beëindiging aanverwantschap door echtscheiding

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen geldt een persoon niet als aanverwant indien het huwelijk waardoor de aanverwantschap is ontstaan, door echtscheiding is ontbonden.


Artikel 4.3. Genotsrechten

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen:

a. wordt met een aandeelhouder gelijkgesteld degene die slechts gerechtigd is tot voordelen uit aandelen en wordt zijn gerechtigdheid aangemerkt als aandeel;

b. wordt met de houder van winstbewijzen gelijkgesteld degene die slechts gerechtigd is tot voordelen uit winstbewijzen en wordt zijn gerechtigdheid aangemerkt als winstbewijs.


Artikel 4.4. Koopopties gelijkgesteld met onderliggende waarde

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, met uitzondering van de artikelen 4.6 tot en met 4.8, wordt een recht om aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap te verwerven (koopoptie) aangemerkt als een dergelijk aandeel respectievelijk een dergelijk winstbewijs.


Artikel 4.5. Participaties open fondsen voor gemene rekening

1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen worden bewijzen van deelgerechtigdheid in fondsen voor gemene rekening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 gelijkgesteld met aandelen in vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal en worden de fondsen gelijkgesteld met vennootschappen.

2. Voor de beoordeling van de vraag of een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft in een fonds voor gemene rekening wordt zijn bezit aan bewijzen van deelgerechtigdheid in het fonds uitgedrukt als een percentage van de in omloop zijnde bewijzen van deelgerechtigdheid, waarbij andere dan enkelvoudige bewijzen van deelgerechtigdheid worden herleid tot een daarmee overeenstemmend aantal enkelvoudige bewijzen.


Artikel 4.5a. Coöperaties

1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt:

a. een lidmaatschapsrecht, of een daarmee op één lijn te stellen bewijs van deelgerechtigdheid tot het vermogen, van een coöperatie of vereniging op coöperatieve grondslag gelijkgesteld met een winstbewijs;

b. een coöperatie of vereniging op coöperatieve grondslag gelijkgesteld met een vennootschap.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op rechten van lidmaatschap van coöperaties indien die rechten direct en uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het recht op uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gebruik belichamen van een gebouw of van een gedeelte daarvan dat blijkens zijn inrichting is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.

Afdeling 4.3. Aanmerkelijk belang

Artikel 4.6. Begrip aanmerkelijk belang

De belastingplichtige heeft een aanmerkelijk belang indien hij, al dan niet tezamen met zijn partner, direct of indirect:

a. voor ten minste 5 % van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is in een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;

b. rechten heeft om direct of indirect aandelen te verwerven tot ten minste 5 % van het geplaatste kapitaal;

c. winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5 % van de jaarwinst van een vennootschap dan wel op ten minste 5 % van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd;

d. gerechtigd is tot ten minste 5 % van de stemmen uit te brengen in de algemene vergadering van een in artikel 4.5a bedoelde rechtspersoon.


Artikel 4.7. Gelijkstelling; aandelen met bijzondere rechten

1. Indien een vennootschap verschillende soorten aandelen heeft, heeft de belastingplichtige ook een aanmerkelijk belang indien hij, al dan niet tezamen met zijn partner, direct of indirect:

a. voor ten minste 5 % van het geplaatste kapitaal van een soort aandelen aandeelhouder is of

b. rechten heeft om direct of indirect aandelen van een soort te verwerven tot ten minste 5 % van het van die soort geplaatste kapitaal.

2. Aandelen in een vennootschap en de aandelen in die vennootschap die zich daarvan onderscheiden uitsluitend doordat aan die aandelen een benoemingsrecht, het recht de naam van de vennootschap te mogen bepalen of een met die rechten vergelijkbaar recht is verbonden, of doordat ter zake van die aandelen een bijzondere aanbiedingsregeling of een daarmee vergelijkbare regeling geldt, worden beschouwd als behorende tot één soort.

3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld op grond waarvan aandelen niet worden aangemerkt als aandelen van een soort.


Artikel 4.8. Omvang kapitaal

Voor de vaststelling of een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft, wordt ingekocht nog in te trekken kapitaal niet in aanmerking genomen.


Artikel 4.9. Meesleepregeling

Indien een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap, behoren daartoe ook zijn overige aandelen in of winstbewijzen van die vennootschap.


Artikel 4.10. Meetrekregeling

De tot het vermogen van de belastingplichtige behorende aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap waarin hij geen, maar zijn partner of een van de bloed– of aanverwanten in de rechte lijn van de belastingplichtige of zijn partner wel een aanmerkelijk belang heeft, behoren voor de belastingplichtige tot een aanmerkelijk belang.


Artikel 4.11. Fictief aanmerkelijk belang

Indien tot het vermogen van de belastingplichtige behorende aandelen of winstbewijzen niet op grond van de overige artikelen van deze afdeling tot een aanmerkelijk belang behoren, wordt een aanmerkelijk belang aanwezig geacht indien artikel 3.65, 4.17, 4.17a, 4.17b, 4.17c, 4.40 of 4.41 is toegepast.

Afdeling 4.4. Inkomen uit aanmerkelijk belang

Artikel 4.12. Inkomen uit aanmerkelijk belang

Inkomen uit aanmerkelijk belang is het gezamenlijke bedrag van:

a. de voordelen die worden getrokken uit tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen (reguliere voordelen), verminderd met de aftrekbare kosten en

b. de voordelen die worden behaald bij de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen, of bij de vervreemding van een gedeelte van de in deze aandelen of winstbewijzen besloten liggende rechten (vervreemdingsvoordelen);

verminderd met de persoonsgebonden aftrek (hoofdstuk 6).


Artikel 4.12a. Bij een vererfd aanmerkelijk belang, binnen twee jaar afboeking reguliere voordelen op verkrijgingsprijs

Ingeval aandelen of winstbewijzen krachtens erfrecht zijn verkregen en ter zake van die overgang bij de erflater inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking is genomen, worden binnen 24 maanden na het overlijden van de erflater genoten reguliere voordelen uit die aandelen of winstbewijzen op verzoek, in afwijking van artikel 4.12, niet tot het inkomen uit aanmerkelijk belang gerekend voor zover deze voordelen niet uitgaan boven het bedrag dat bij de erflater ter zake van de overgang krachtens erfrecht als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking is genomen en voor zover deze voordelen worden afgeboekt op de verkrijgingsprijs van de verkregen aandelen of winstbewijzen. Voor de toepassing van de eerste volzin blijft inkomen uit aanmerkelijk belang dat bij de erflater ingevolge artikel 2.8 als te conserveren inkomen is aangemerkt en waarvoor ten tijde van het genieten van de reguliere voordelen nog uitstel van betaling loopt, buiten beschouwing.

Afdeling 4.5. Reguliere voordelen

Paragraaf 4.5.1. Reguliere voordelen


Artikel 4.13. Reguliere voordelen

1. Tot de reguliere voordelen bedoeld in artikel 4.12, onderdeel a, behoren:

a. een forfaitair voordeel uit aandelen in of winstbewijzen van een lichaam dat ingevolge artikel 6a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting alsmede een forfaitair voordeel uit aandelen in of winstbewijzen van een niet in Nederland gevestigde vennootschap waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en waarvan de bezittingen grotendeels, direct of indirect, bestaan uit beleggingen;

b. de teruggaaf van wat op aandelen is gestort, waarbij een teruggaaf geen regulier voordeel vormt voorzover de teruggaaf niet meer bedraagt dan de verkrijgingsprijs van de desbetreffende aandelen en tevoren de algemene vergadering van aandeelhouders tot deze teruggaaf heeft besloten en de nominale waarde van de desbetreffende aandelen bij statutenwijziging met een gelijk bedrag is verminderd;

c. de teruggaaf van wat op bewijzen van deelgerechtigdheid in een fonds voor gemene rekening als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, is gestort waarbij een teruggaaf geen regulier voordeel vormt voorzover de teruggaaf niet meer bedraagt dan de verkrijgingsprijs van de desbetreffende bewijzen van deelgerechtigdheid;

d. de teruggaaf van wat door houders van winstbewijzen is gestort of ingelegd waarbij een teruggaaf geen regulier voordeel vormt voorzover de teruggaaf niet meer bedraagt dan de verkrijgingsprijs van de bedoelde winstbewijzen;

e. de nominale waarde van aandelen die worden uitgereikt door een lichaam dat wordt aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, voorzover niet blijkt dat storting heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden. Bijschrijving op die aandelen wordt met uitreiking van aandelen gelijkgesteld.

2. Behoudens de toepassing van het eerste lid, onderdeel e, behoren tot de reguliere voordelen niet de aan aandeelhouders uitgereikte aandelen.

Paragraaf 4.5.2. De omvang van reguliere voordelen


Artikel 4.14. Forfaitair voordeel uit vrijgestelde beleggingsinstellingen en uit buitenlandse beleggingslichamen

1. Het forfaitaire voordeel bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, onderdeel a, wordt gesteld op 4 % per jaar van de waarde in het economische verkeer die bij het begin van het kalenderjaar aan de tot het aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen kan worden toegekend, verminderd met de overige op grond van artikel 4.12, onderdeel a, ter zake van die aandelen of winstbewijzen in aanmerking genomen reguliere voordelen, doch niet verder dan tot nihil.

2. Het voordeel wordt naar tijdsgelang berekend. Indien de aandelen of winstbewijzen niet het gehele kalenderjaar tot het aanmerkelijk belang hebben behoord, worden bij de berekening van het voordeel gedeelten van kalendermaanden verwaarloosd.

3. Indien de vennootschap na het begin van het kalenderjaar is opgericht, treedt voor de toepassing van het eerste lid de datum van oprichting in de plaats van het begin van het kalenderjaar.


Страницы книги >> Предыдущая | 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 | Следующая
  • 0 Оценок: 0

Правообладателям!

Это произведение, предположительно, находится в статусе 'public domain'. Если это не так и размещение материала нарушает чьи-либо права, то сообщите нам об этом.


Популярные книги за неделю


Рекомендации