Электронная библиотека » Nederland » » онлайн чтение - страница 13


  • Текст добавлен: 2 июля 2019, 19:40


Автор книги: Nederland


Жанр: Юриспруденция и право, Наука и Образование


сообщить о неприемлемом содержимом

Текущая страница: 13 (всего у книги 43 страниц) [доступный отрывок для чтения: 14 страниц]

Шрифт:
- 100% +

a. artikel 4:9, eerste lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;

b. artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;

c. artikel 4:11, eerste lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;

d. artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;

e. artikel 4:14, eerste lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;

f. artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen; en

g. artikel 3:63, eerste en tweede lid, met betrekking tot de liquiditeit.

6. De aanvraag van de verklaring van ondertoezichtstelling geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.


Artikel 2:69b

Een beheerder die beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, onderdeel a, en die de Autoriteit Financiële Markten in kennis heeft gesteld van het voornemen rechten van deelneming in een beleggingsinstelling in Nederland uitsluitend aan gekwalificeerde beleggers aan te bieden beschikt daarvoor van rechtswege over een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 2:69a, eerste lid, onderdeel a. Artikel 2:69a, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

§ 2.2.7.2. Bijkantoor en verrichten van diensten


Artikel 2:70 [Vervallen per 22-07-2011]


Artikel 2:71

1. Een beheerder met zetel in een andere lidstaat kan overgaan tot het voor de eerste maal vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor beheren van een instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland of het aanbieden van rechten van deelneming in een door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat:

a. onmiddellijk na ontvangst van de mededeling daartoe van de Autoriteit Financiële Markten; of

b. twee maanden na ontvangst van de mededeling van de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat van doorzending van de kennisgeving van het voornemen aan de Autoriteit Financiële Markten.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op beheerders die hebben voldaan aan artikel 2:101, eerste lid.


Artikel 2:72

1. Onverminderd de artikelen 2:65, eerste lid, aanhef en onderdeel a, of tweede lid, 2:67, tweede lid, en 2:69 met betrekking tot de aanvraag van een vergunning voor een instelling voor collectieve belegging in effecten gaat een beheerder met zetel in een andere lidstaat die voornemens is een instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland te beheren, daartoe slechts over nadat de Autoriteit Financiële Markten met het voornemen heeft ingestemd.

2. De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van:

a. de overeenkomst met de bewaarder inzake beheer en bewaring, bedoeld in de artikelen 23, vijfde lid, en 33, vijfde lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen; en

b. gemaakte afspraken met betrekking tot het uitbesteden van de werkzaamheden, bedoeld in bijlage II van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen.

3. Indien de beheerder, bedoeld in het eerste lid, al een zelfde soort instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland beheert, volstaat een verwijzing naar de reeds verstrekte gegevens.

4. De Autoriteit Financiële Markten stemt, na ontvangst van de gegevens, bedoeld in het tweede lid, in met een voornemen als bedoeld in het eerste lid, tenzij:

a. de beheerder geen vergunning heeft voor het beheer van de desbetreffende instelling voor collectieve belegging in effecten; of

b. de beheerder of de instelling voor collectieve belegging in effecten niet zal kunnen voldoen aan het ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen bepaalde.


Artikel 2:73

1. Een beleggingsinstelling met zetel in een aangewezen staat als bedoeld in artikel 2:66, eerste lid, die voornemens is in Nederland rechten van deelneming aan te bieden geeft de Autoriteit Financiële Markten daarvan kennis en legt daarbij een verklaring van ondertoezichtstelling over, afgegeven door de toezichthoudende instantie van die aangewezen staat.

2. De beleggingsinstelling kan acht weken na de in het eerste lid bedoelde kennisgeving aanvangen met het aanbieden van rechten van deelneming in Nederland, tenzij de Autoriteit Financiële Markten voor het verstrijken van die acht weken heeft bekendgemaakt dat het voornemen of de beoogde wijze van verhandeling niet in overeenstemming is met toepasselijke Nederlandse wettelijke bepalingen.

§ 2.2.7.3. Vrijstelling


Artikel 2:74

1. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:65, eerste lid, met dien verstande dat in ieder geval worden vrijgesteld degenen die rechten van deelneming in een beleggingsinstelling aanbieden:

a. voor zover die rechten slechts kunnen worden verworven tegen een tegenwaarde van ten minste € 100 000 per deelnemer; of

b. voor zover die rechten een nominale waarde per recht hebben van ten minste € 100 000.

2. Indien aan een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid het voorschrift wordt verbonden dat bij een aanbod, en in reclame-uitingen en documenten waarin een aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld, wordt vermeld dat de vrijgestelde activiteit niet vergunningplichtig is ingevolge deze wet, wordt deze vermelding gedaan op door de Autoriteit Financiële Markten vast te stellen wijze.

Afdeling 2.2.8. Adviseren over andere financiële producten dan financiële instrumenten

§ 2.2.8.1. Vergunningplicht en – eisen


Artikel 2:75

1. Het is verboden in Nederland zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning te adviseren over andere financiële producten dan financiële instrumenten.

2. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste lid en van hetgeen in het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen is bepaald met betrekking tot het adviseren over andere financiële producten dan financiële instrumenten, indien de aanvrager aantoont dat de belangen die dit deel en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.


Artikel 2:76

1. Artikel 2:75, eerste lid, is niet van toepassing op financiële ondernemingen die:

a. voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan te adviseren;

b. voor het uitoefenen van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben, voorzover het aan hen ingevolge die verklaring is toegestaan te adviseren;

c. voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben;

d. voor het uitoefenen van het bedrijf van elektronischgeldinstelling een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan te adviseren;

e. voor het uitoefenen van het bedrijf van premiepensioeninstelling een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan te adviseren; of

f. voor het uitoefenen van het bedrijf van betaalinstelling een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voor zover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan te adviseren.

2. Artikel 2:75, eerste lid, is niet van toepassing op financiële ondernemingen die een door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning voor het verlenen van andere financiële diensten dan adviseren als bedoeld in dit deel hebben, voorzover het betreft het adviseren over een financieel product waartoe die vergunning strekt.

3. Artikel 2:75, eerste lid, is niet van toepassing op gemeentelijke kredietbanken ten aanzien waarvan is voldaan aan artikel 4:37, eerste en tweede lid, voorzover het betreft het adviseren over door de gemeentelijke kredietbank zelf aangeboden kredieten.

4. Artikel 2:75, eerste lid, is niet van toepassing op bemiddelaars als bedoeld in artikel 2:81, tweede lid, voor zover het betreft het adviseren over financiële producten waarvoor zij optreden als verbonden bemiddelaar.

5. Artikel 2:75, eerste lid, is niet van toepassing op bemiddelaars die een ontheffing als bedoeld in artikel 2:80, tweede lid, hebben voorzover het betreft het adviseren over een financieel product waartoe die ontheffing strekt.


Artikel 2:77

1. Artikel 2:75, eerste lid, is niet van toepassing op financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat die:

a. als bank hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan te adviseren;

b. als financiële instelling hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan te adviseren;

c. als entiteit voor risico-acceptatie of verzekeraar hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge de afdelingen 2.2.2A, 2.2.3, 2.2.4 of 2.2.4A is toegestaan te adviseren;

d. als elektronischgeldinstelling hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan te adviseren;

e. als betaaldienstverlener hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2. is toegestaan te adviseren.

2. Artikel 2:75, eerste lid, is niet van toepassing op bemiddelaars in verzekeringen of herverzekeringsbemiddelaars die in een andere lidstaat zijn geregistreerd in de zin van artikel 3 van de richtlijn verzekeringsbemiddeling en waaraan het ingevolge artikel 3, vijfde lid, van die richtlijn is toegestaan hun financiële diensten in Nederland te verlenen, voorzover is voldaan aan artikel 2:84, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 2:90, tweede lid.


Artikel 2:78

1. De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:

a. artikel 4:9, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de deskundigheid en vakbekwaamheid van de in dat artikel bedoelde personen;

b. artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;

c. artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;

d. artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur; en

e. artikel 4:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering.

2. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

3. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en derde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, of e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

§ 2.2.8.2. Vrijstelling


Artikel 2:79

1. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:75, eerste lid.

2. Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:78, eerste lid.

3. Indien aan een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid het voorschrift wordt verbonden dat in reclame-uitingen en andere onverplichte precontractuele informatie wordt vermeld dat de vrijgestelde activiteit niet vergunningplichtig is ingevolge deze wet, wordt deze vermelding gedaan op door de Autoriteit Financiële Markten vast te stellen wijze.

Afdeling 2.2.9. Bemiddelen

§ 2.2.9.1. Vergunningplicht en – eisen


Artikel 2:80

1. Het is verboden in Nederland zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning te bemiddelen.

2. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste lid en van hetgeen in het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen is bepaald met betrekking tot bemiddelen, indien de aanvrager aantoont dat de belangen die dit deel en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.

3. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste lid aan:

a. een persoon die met een overleden bemiddelaar tot het tijdstip van diens overlijden een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gehad; of

b. een niet tot de huishouding behorend kind van een overleden bemiddelaar,

indien het bedrijf van de overleden bemiddelaar wordt voortgezet en de belangen die dit deel en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.

4. De in het derde lid bedoelde ontheffing kan met terugwerkende kracht worden verleend tot de datum van overlijden. De ontheffing wordt voor ten hoogste een jaar verleend en kan ten hoogste tweemaal met een jaar worden verlengd.

5. Het tweede lid is niet van toepassing op het bemiddelen in verzekeringen.


Artikel 2:81

1. Artikel 2:80, eerste lid, is niet van toepassing op financiële ondernemingen die:

a. voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan te bemiddelen;

b. voor het uitoefenen van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben, voorzover het aan hen ingevolge die verklaring is toegestaan te bemiddelen;

c. voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben; of

d. voor het uitoefenen van het bedrijf van premiepensioeninstelling een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan te bemiddelen.

2. Artikel 2:80, eerste lid, is niet van toepassing op het bemiddelen door bemiddelaars die bemiddelen voor een aanbieder, of, indien het niet om onderling concurrerende financiële producten gaat, meerdere aanbieders en die, ingeval het bemiddelen in verzekeringen betreft, in naam en voor rekening van de aanbieder of aanbieders bemiddelen zonder daarbij premies of voor de cliënt bestemde bedragen te innen, indien de aanbieders voor wie de bemiddelaars bemiddelen:

a. volledig verantwoordelijk zijn voor de bemiddelaars, in die zin dat zij er voor zorg dragen dat de bemiddelaars voldoen aan deze wet; en

b. de betrokken bemiddelaars als verbonden bemiddelaar hebben aangemeld bij de Autoriteit Financiële Markten.

3. Een aanbieder die niet langer verantwoordelijk is als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, voor een bemiddelaar, geeft daarvan kennis aan de Autoriteit Financiële Markten en de betrokken bemiddelaar.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanmelding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, plaatsvindt, de gegevens die daarbij worden verstrekt en de bescheiden die daarbij worden overgelegd.


Artikel 2:82

1. Artikel 2:80, eerste lid, is niet van toepassing op financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat die:

a. als bank hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan te bemiddelen;

b. als financiële instelling hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan te bemiddelen; of

c. als entiteit voor risico-acceptatie of verzekeraar hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover is het aan hen ingevolge de afdelingen 2.2.2A, 2.2.3, 2.2.4 of 2.2.4A is toegestaan te bemiddelen.

2. Artikel 2:80, eerste lid, is niet van toepassing op bemiddelaars in verzekeringen die in een andere lidstaat zijn geregistreerd in de zin van artikel 3 van de richtlijn verzekeringsbemiddeling, voorzover is voldaan aan artikel 2:84, tweede lid.


Artikel 2:83

1. De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:

a. artikel 4:9, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de deskundigheid en vakbekwaamheid van de in dat artikel bedoelde personen;

b. artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;

c. artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid inzake de integere bedrijfsuitoefening;

d. artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;

e. artikel 4:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering; en

f. indien het bemiddelen in verzekeringen betreft, artikel 4:75, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot het beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een daarmee vergelijkbare voorziening.

2. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

3. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en derde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15 of f, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:75, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

§ 2.2.9.2. Bijkantoor en verrichten van diensten


Artikel 2:84

1. Indien de Autoriteit Financiële Markten een mededeling heeft ontvangen van een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat met betrekking tot het bemiddelen in verzekeringen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland door een bemiddelaar in verzekeringen met zetel in die andere lidstaat, kan de toezichthouder binnen een maand na ontvangst van de mededeling bekend maken welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de betrokken bemiddelaar in verzekeringen in acht moeten worden genomen bij het verlenen van zijn financiële diensten in Nederland. De Autoriteit Financiële Markten zendt hiervan een afschrift aan de bemiddelaar.

2. Een bemiddelaar in verzekeringen met zetel in een andere lidstaat kan een maand na de mededeling, bedoeld in het eerste lid, van de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat aan de Autoriteit Financiële Markten overgaan tot het verlenen van diensten vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.

§ 2.2.9.3. Vrijstelling


Artikel 2:85

1. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:80, eerste lid.

2. Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:83, eerste lid.

3. Indien aan een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid het voorschrift wordt verbonden dat in reclame-uitingen en andere onverplichte precontractuele informatie wordt vermeld dat de vrijgestelde activiteit niet vergunningplichtig is ingevolge deze wet, wordt deze vermelding gedaan op door de Autoriteit Financiële Markten vast te stellen wijze.

Afdeling 2.2.10. Herverzekeringsbemiddelen

§ 2.2.10.1. Vergunningplicht en – eisen


Artikel 2:86

1. Het is verboden in Nederland zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning te herverzekeringsbemiddelen.

2. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste lid indien de aanvrager aantoont dat de belangen die dit deel en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.


Artikel 2:87

Artikel 2:86, eerste lid, is niet van toepassing op financiële ondernemingen die:

a. voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan te herverzekeringsbemiddelen;

b. voor het uitoefenen van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben, voorzover het aan hen ingevolge die verklaring is toegestaan te herverzekeringsbemiddelen; of

c. voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben.


Artikel 2:88

Artikel 2:86, eerste lid, is niet van toepassing op herverzekeringsbemiddelaars die in een andere lidstaat zijn geregistreerd in de zin van artikel 3 van de richtlijn verzekeringsbemiddeling, voorzover is voldaan aan artikel 2:90, tweede lid.


Artikel 2:89

1. De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in Artikel 2:86, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:

a. artikel 4:9, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de deskundigheid en vakbekwaamheid van de in dat artikel bedoelde personen;

b. artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;

c. artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;

d. artikel 4:13 met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;

e. artikel 4:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering; en

f. artikel 4:76, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot het beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een daarmee vergelijkbare voorziening.

2. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

3. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en derde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15, of f, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:76 indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

§ 2.2.10.2. Bijkantoor en verrichten van diensten


Artikel 2:90

1. Indien de Autoriteit Financiële Markten een mededeling heeft ontvangen van een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat met betrekking tot het herverzekeringsbemiddelen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland door een herverzekeringsbemiddelaar met zetel in die andere lidstaat, kan de toezichthouder binnen een maand na ontvangst van de mededeling bekend maken welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de betrokken herverzekeringsbemiddelaar in acht moeten worden genomen bij het verlenen van zijn financiële diensten in Nederland. De Autoriteit Financiële Markten zendt hiervan een afschrift aan de herverzekeringsbemiddelaar.

2. Een herverzekeringsbemiddelaar met zetel in een andere lidstaat kan een maand na de mededeling, bedoeld in het eerste lid, van de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat aan de Autoriteit Financiële Markten overgaan tot het verlenen van diensten vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.

§ 2.2.10.3. Vrijstelling


Artikel 2:91

1. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:86, eerste lid.

2. Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:89, eerste lid.

Afdeling 2.2.11. Optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent

§ 2.2.11.1. Vergunningplicht en – eisen


Artikel 2:92

1. Het is verboden in Nederland zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning op te treden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent.

2. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste lid indien de aanvrager aantoont dat de belangen die dit deel en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.


Artikel 2:93

Artikel 2:92, eerste lid, is niet van toepassing op financiële ondernemingen die:

a. voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan op te treden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent;

b. voor het uitoefenen van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben, voorzover het aan hen ingevolge die verklaring is toegestaan op te treden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent;

c. voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben; of

d. voor het uitoefenen van het bedrijf van premiepensioeninstelling een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan op te treden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent.


Artikel 2:93a

Artikel 2:92, eerste lid, is niet van toepassing op verzekeringsbemiddelaars die in een andere lidstaat zijn geregistreerd in de zin van artikel 3 van de richtlijn verzekeringsbemiddeling, voor zover is voldaan aan artikel 2:94a.


Artikel 2:94

1. De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:

a. artikel 4:9, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de deskundigheid en vakbekwaamheid van de in dat artikel bedoelde personen;

b. artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;

c. artikel 4:11, tweede en derde lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;

d. artikel 4:13, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur; en

e. artikel 4:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering.

2. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

3. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, met betrekking tot het tweede en derde lid van artikel 4:9, c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, of e, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:15, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

§ 2.2.11.1a. Bijkantoor en verrichten van diensten


Artikel 2:94a

1. Indien de Autoriteit Financiële Markten een mededeling heeft ontvangen van een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat met betrekking tot het verzekeringsbemiddelen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland door een verzekeringsbemiddelaar met zetel in die andere lidstaat, kan de Autoriteit Financiële Markten binnen een maand na ontvangst van de mededeling bekend maken welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de betrokken verzekeringsbemiddelaar in acht moeten worden genomen bij het verlenen van zijn financiële diensten in Nederland.

2. Een verzekeringsbemiddelaar met zetel in een andere lidstaat kan een maand na de mededeling, bedoeld in het eerste lid, van de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat aan de Autoriteit Financiële Markten overgaan tot het verlenen van diensten vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.

§ 2.2.11.2. Vrijstelling


Artikel 2:95

1. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:92, eerste lid.

2. Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:94, eerste lid.

Afdeling 2.2.12. Verlenen van beleggingsdiensten, verrichten van beleggingsactiviteiten en systematische internalisatie

§ 2.2.12.1. Vergunningplicht en – eisen


Artikel 2:96

1. Het is verboden in Nederland zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten.

2. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het eerste lid indien de aanvrager aantoont dat de belangen die dit deel, het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen beogen te beschermen anderszins voldoende worden beschermd.


Страницы книги >> Предыдущая | 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 | Следующая
  • 0 Оценок: 0

Правообладателям!

Данное произведение размещено по согласованию с ООО "ЛитРес" (20% исходного текста). Если размещение книги нарушает чьи-либо права, то сообщите об этом.

Читателям!

Оплатили, но не знаете что делать дальше?


Популярные книги за неделю


Рекомендации