Текст книги "Wet op het financieel toezicht – Wft"
Автор книги: Nederland
Жанр: Юриспруденция и право, Наука и Образование
сообщить о неприемлемом содержимом
Текущая страница: 14 (всего у книги 43 страниц) [доступный отрывок для чтения: 14 страниц]
Artikel 2:97
1. Artikel 2:96 is niet van toepassing op financiële ondernemingen die:
a. voor het uitoefenen van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben, voorzover het aan hen ingevolge die verklaring is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten;
b. voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten.
2. Artikel 2:96 is, voorzover het betreft het beheren van individuele vermogens, niet van toepassing op gemeentelijke kredietbanken ten aanzien waarvan is voldaan aan artikel 4:37, eerste en tweede lid.
3. Artikel 2:96 is, voorzover het betreft het beheren van individuele vermogens en het adviseren over financiële instrumenten, niet van toepassing op financiële ondernemingen met zetel in Nederland die voor het beheren van een instelling voor collectieve belegging in effecten een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, onderdeel a, hebben.
4. Artikel 2:96 is niet van toepassing op financiële ondernemingen, met uitzondering van instellingen voor collectieve belegging in effecten die een beleggingsmaatschappij zijn, die een door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning hebben voor het beheren van beleggingsinstellingen, voorzover het betreft het adviseren over de rechten van deelneming in door die beheerders beheerde beleggingsinstellingen.
5. Artikel 2:96 is niet van toepassing op verbonden agenten die voor rekening van de beleggingsondernemingen beleggingsdiensten verlenen als bedoeld in onderdeel a, d of e van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1, indien de beleggingsondernemingen voor wie de verbonden agent deze beleggingsdiensten verlenen:
a. volledig voor hen verantwoordelijk zijn, in die zin dat zij er voor zorg dragen dat de verbonden agenten voldoen aan deze wet; en
b. de betrokken agenten als verbonden agenten hebben aangemeld bij de Autoriteit Financiële Markten.
6. Een beleggingsonderneming die niet langer verantwoordelijk is als bedoeld in het vijfde, onderdeel a, voor een verbonden agent, geeft daarvan kennis aan de Autoriteit Financiële Markten en de betrokken verbonden agent.
7. De Autoriteit Financiële Markten gaat alleen over tot inschrijving van de verbonden agent in het register als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, onderdeel a, onder 12°, indien de beleggingsonderneming die de betrokken verbonden agent bij de Autoriteit Financiële Markten aanmeldt aantoont dat met betrekking tot de betrokken verbonden agent zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge artikel 4:9, eerste lid, en 4:10.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanmelding, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, plaatsvindt, de gegevens die daarbij worden verstrekt en de bescheiden die daarbij worden overgelegd.
Artikel 2:98
1. Artikel 2:96 is niet van toepassing op financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat die:
a. als bank hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten;
b. als financiële instelling hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten; of
c. als entiteit voor risico-acceptatie of verzekeraar hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, voorzover het aan hen ingevolge de afdelingen 2.2.2A, 2.2.3, 2.2.4 of 2.2.4A is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten.
2. Artikel 2:96 is niet van toepassing op beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat die:
a. vanuit een bijkantoor in Nederland beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten, voorzover is voldaan aan artikel 2:101;
b. door middel van het verrichten van diensten naar Nederland beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten, voorzover is voldaan aan artikel 2:102; of
c. door tussenkomst van een verbonden agent in Nederland beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten als bedoeld in onderdeel a, d of e van de definitie van het verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1, voorzover is voldaan aan de artikelen 2:101 of 2:102 en de beleggingsonderneming de betrokken agent als verbonden agent ter inschrijving in het register heeft aangemeld bij de Autoriteit Financiële Markten. Het bepaalde in artikel 2:97, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2:99
1. De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a. artikel 4:9, eerste lid, met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b. artikel 4:10 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel bedoelde personen;
c. artikel 4:11, eerste en derde lid, met betrekking tot het beleid inzake de integere bedrijfsuitoefening;
d. artikel 4:83, eerste lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijkse beleid bepaalt en ingevolge artikel 4:84 met betrekking tot de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
e. artikel 4:13, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
f. artikel 4:14, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
g. artikel 4:87 met betrekking tot het treffen van adequate maatregelen ter bescherming van de rechten van cliënten;
h. artikel 4:88 met betrekking tot het voeren van een adequaat beleid ter zake van het voorkomen van de in dat artikel bedoelde belangenconflicten;
i. artikel 3:53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;
j. artikel 3:57, eerste en tweede lid, met betrekking tot de solvabiliteit;
k. artikel 4:91a met betrekking tot de regels die gelden voor het handelsproces en de afhandeling van transacties in een multilaterale handelsfaciliteit indien de aanvrager voornemens is een multilaterale handelsfaciliteit te exploiteren.
Indien de aanvraag betrekking heeft op het bemiddelen of beheren van individuele vermogens door een in Nederland gelegen bijkantoor van een beleggingsonderneming met zetel in een staat die geen lidstaat is, toont de aanvrager tevens aan dat de beleggingsonderneming in de staat waar zij haar zetel heeft bevoegd is beleggingsdiensten te verlenen en bevoegd is een bijkantoor in Nederland te openen.
2. Ingeval een gekwalificeerde deelneming als bedoeld in artikel 3:95 wordt gehouden in de beleggingsonderneming, verleent de Autoriteit Financiële Markten, onverminderd het eerste lid, een vergunning indien de houder van de gekwalificeerde deelneming in de beleggingsonderneming voldoet aan artikel 3:95, tweede lid, en de Nederlandsche Bank van oordeel is dat voldaan is aan het bepaalde ingevolge de artikelen 3:99 tot en met 3:101 met betrekking tot de verklaring van geen bezwaar.
3. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4. Indien de aanvraag betrekking heeft op het verlenen van de beleggingsdienst, bedoeld in onderdeel b van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1 en op het verrichten van de beleggingsactiviteit, bedoeld in onderdeel a van de definitie van verrichten van een beleggingsactiviteit in dat artikel en de aanvrager tevens voornemens is het bedrijf van beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling uit te oefenen met betrekking tot transacties in aandelen die tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, meldt hij dat voornemen bij de aanvraag.
5. Indien de beleggingsonderneming voornemens is nevendiensten te verlenen, meldt zij dat voornemen bij de aanvraag.
6. De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de eisen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:11, d, met betrekking tot het eerste lid van artikel 4:83, eerste lid, f, met betrekking tot het tweede lid van artikel 4:14, h, met betrekking tot het derde lid van artikel 4:88, i of j, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid bedoelde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
§ 2.2.12.2. Bijkantoor en verrichten van diensten
Artikel 2:100
1. Indien de Autoriteit Financiële Markten een mededeling van het voornemen van een beleggingsonderneming met zetel in een andere lidstaat tot het verlenen van beleggingsdiensten of verrichten van beleggingsactiviteiten vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland heeft ontvangen van een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat, doet zij van deze ontvangst onverwijld mededeling aan de betrokken beleggingsonderneming,
2. De Autoriteit Financiële Markten kan onmiddellijk na ontvangst van de mededeling, of indien het verlenen van beleggingsdiensten of verrichten van beleggingsactiviteiten vanuit een bijkantoor betreft, binnen twee maanden na ontvangst van de mededeling de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat berichten welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de beleggingsonderneming in acht moeten worden genomen bij het verlenen van beleggingsdiensten of verrichten van beleggingsactiviteiten in Nederland. De Autoriteit Financiële Markten zendt hiervan een afschrift aan de beleggingsonderneming.
3. De Autoriteit Financiële Markten, indien van toepassing, kan de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat verzoeken binnen redelijke termijn de identiteitsgegevens mee te delen van de verbonden agenten die onder verantwoordelijkheid en voor rekening van de desbetreffende beleggingsonderneming zullen optreden, en deze gegevens openbaar maken.
4. Indien een beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid het voornemen heeft beleggingsdiensten te verlenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor door middel van een in Nederland gevestigde verbonden agent die onder haar verantwoordelijkheid en voor haar rekening optreedt, is het bepaalde in deze wet ten aanzien van een bijkantoor van beleggingsondernemingen van overeenkomstige toepassing op de verbonden agent.
Artikel 2:101
1. Een beleggingsonderneming met zetel in een andere lidstaat kan overgaan tot het vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor verlenen van beleggingsdiensten of verrichten van beleggingsactiviteiten twee maanden na de mededeling van de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat, bedoeld in artikel 2:100, eerste lid, of onmiddellijk na ontvangst van het bericht, bedoeld in artikel 2:100, tweede lid.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat, voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 of 3.4.1 is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op beleggingsondernemingen die hebben voldaan aan artikel 2:71, eerste lid.
Artikel 2:102
1. Een beleggingsonderneming met zetel in een andere lidstaat kan overgaan tot het door middel van het verrichten van diensten naar Nederland verlenen van beleggingsdiensten of verrichten van beleggingsactiviteiten na de mededeling van de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat, bedoeld in artikel 2:100, eerste lid.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat voorzover het aan hen ingevolge afdeling 2.2.2 of 3.4.1 is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.
Artikel 2:103
Het is een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 2:98, tweede lid, niet toegestaan beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten indien die financiële diensten niet worden vermeld in de mededeling, bedoeld in artikel 2:100, eerste lid.
Artikel 2:103a
1. Een beleggingsonderneming waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 is verleend voor het exploiteren van een multilaterale handelsfaciliteit, die voornemens is om in een andere lidstaat voorzieningen te treffen waardoor haar in die lidstaat gevestigde leden of deelnemers toegang krijgen tot deze multilaterale handelsfaciliteit en daarop kunnen handelen, deelt dit voornemen aan de Autoriteit Financiële Markten mede. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt deze informatie binnen een maand na ontvangst aan de relevante toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat.
2. De Autoriteit Financiële Markten deelt, op verzoek van de toezichthoudende instantie van de in het eerste lid bedoelde lidstaat binnen een redelijke termijn de identiteitsgegevens mee van de leden van of deelnemers aan de multilaterale handelsfaciliteit.
§ 2.2.12.3. Vrijstelling
Artikel 2:104
1. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:96.
2. Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden geregeld van artikel 2:99, eerste lid.
Afdeling 2.2.13. Bijzondere bepalingen
Artikel 2:105
1. De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:55, 2:60, 2:75, 2:80, 2:86 en 2:92 aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die mede strekt ten behoeve van bij die rechtspersoon aangesloten ondernemingen, indien die rechtspersoon, onverminderd de artikelen 2:58, 2:63, 2:78, 2:83, 2:89 en 2:94, aantoont dat hij:
a. krachtens zijn statuten en de statuten van de bij hem aangesloten ondernemingen of krachtens een overeenkomst met de bij hem aangesloten ondernemingen beschikt over voldoende bevoegdheden jegens de aangesloten ondernemingen om een handelen of nalaten van een zodanige onderneming in strijd met het bepaalde ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen met betrekking tot het verlenen van financiële diensten, met uitzondering van het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, tegen te kunnen gaan en door de Autoriteit Financiële Markten gegeven aanwijzingen op te laten volgen;
b. beschikt over voldoende mogelijkheden tot deskundige ondersteuning van de aangesloten ondernemingen; en
c. gemachtigd is die ondernemingen bij de vergunningaanvraag en ook overigens voor de toepassing van de afdelingen 2.2.5, 2.2.6, 2.2.8, 2.2.9, 2.2.10, 2.2.11, 2.3.6 en 2.3.7 en voor de toepassing van het bepaalde ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen met betrekking tot het verlenen van financiële diensten, met uitzondering van het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, te vertegenwoordigen.
2. Indien na het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid een onderneming zich aansluit bij de rechtspersoon geldt de vergunning mede voor die onderneming, indien de rechtspersoon ten aanzien van deze onderneming voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.
3. Voor de toepassing van de afdelingen 2.2.5, 2.2.6, 2.2.8, 2.2.9, 2.2.10, 2.2.11, 2.3.6 en 2.3.7 geldt het handelen en het nalaten te handelen van de aangesloten onderneming als het handelen onderscheidenlijk het nalaten te handelen van de rechtspersoon.
4. De Autoriteit Financiële Markten kan financiële ondernemingen aanwijzen die voor de toepassing van het tweede en derde lid geacht worden over een vergunning als bedoeld in het eerste lid te beschikken, indien:
a. voor zover het financiëledienstverleners betreft, de rechtspersoon waarbij de andere ondernemingen zijn aangesloten een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft;
b. voor zover het beleggingsondernemingen betreft, de rechtspersoon waarbij de andere ondernemingen zijn aangesloten en de aangesloten ondernemingen een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning hebben; en
c. voldaan wordt aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.
Het besluit tot aanwijzing kan door de Autoriteit Financiële Markten worden ingetrokken.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b.
Hoofdstuk 2.3. Toegang tot de buitenlandse financiële markten
Artikel 2:106
Het bepaalde in dit hoofdstuk, met uitzondering van de artikelen 2:117 en 2:118, is niet van toepassing op het verlenen van financiële diensten die kunnen worden aangemerkt als dienst van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 15d, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek naar een andere lidstaat door een financiële onderneming met zetel in Nederland.
Afdeling 2.3.0. Uitoefenen van bedrijf van betaaldienstverlener
§ 2.3.0.1. Bijkantoor en verrichten van diensten door een betaalinstelling naar een andere lidstaat
Artikel 2:106a
1. Een betaalinstelling die voornemens is vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat of door middel van het verrichten van diensten, al dan niet door tussenkomst van een betaaldienstagent, naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen gaat daar slechts toe over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank.
2. Bij de in het eerste lid bedoelde kennisgeving verstrekt de betaalinstelling bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3. De Nederlandsche Bank verstrekt de in het tweede lid bedoelde gegevens binnen een maand na ontvangst aan de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat.
4. De Nederlandsche Bank gaat over tot inschrijving van het bijkantoor of de betaaldienstagent in het register, bedoeld in artikel 1:107, tenzij de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat aan de Nederlandsche Bank heeft meegedeeld dat zij het vermoeden heeft dat met de voorgenomen vestiging van het bijkantoor of door de inschakeling van de betaaldienstagent mogelijk in strijd met het recht zal worden gehandeld. Indien inschrijving op het tijdstip van ontvangst van de in de vorige volzin bedoelde mededeling reeds heeft plaatsgevonden, haalt de Nederlandsche Bank deze door.
Afdeling 2.3.1. Uitoefenen van bedrijf van clearinginstelling
§ 2.3.1.1. Bijkantoor buiten Nederland
Artikel 2:107
1. Een clearinginstelling met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een buiten Nederland gelegen bijkantoor het bedrijf van clearinginstelling uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat de Nederlandsche Bank met het voornemen heeft ingestemd.
2. De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3. De Nederlandsche Bank stemt in met een voornemen als bedoeld in het eerste lid indien de clearinginstelling voldoet aan het ingevolge het tweede lid bepaalde, tenzij, gelet op het voornemen van de clearinginstelling, haar bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
4. De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
Afdeling 2.3.1a. Uitoefenen van het bedrijf van elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland
§ 2.3.1a.1. Verrichten van diensten door een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland naar een andere lidstaat
Artikel 2:107a
1. Een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland die voornemens is vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat of door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen, gaat daar slechts toe over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank.
2. Een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland die voornemens is door tussenkomst van een agent, naar een andere lidstaat betaaldiensten te verlenen, gaat daar slechts toe over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank.
3. Bij de in het eerste en tweede lid bedoelde kennisgeving verstrekt de elektronischgeldinstelling bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4. De Nederlandsche Bank verstrekt de in het derde lid bedoelde gegevens binnen een maand na ontvangst aan de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat.
5. De Nederlandsche Bank gaat over tot inschrijving van het bijkantoor of de betaaldienstagent, bedoeld in het eerste of tweede lid, in het register, bedoeld in artikel 1:107, tenzij de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat aan de Nederlandsche Bank heeft meegedeeld dat zij het vermoeden heeft dat met de voorgenomen vestiging van het bijkantoor of door de inschakeling van de betaaldienstagent in strijd met het recht zal worden gehandeld. Indien inschrijving op het tijdstip van ontvangst van de in de vorige volzin bedoelde mededeling reeds heeft plaatsgevonden, haalt de Nederlandsche Bank deze door.
Afdeling 2.3.2. Uitoefenen van bedrijf van bank en financiële instelling
§ 2.3.2.1. Bijkantoor en verrichten van diensten door een bank naar een andere lidstaat
Artikel 2:108
1. Een bank met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor het bedrijf van bank uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat de Nederlandsche Bank met het voornemen heeft ingestemd.
2. De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
Artikel 2:109
1. De Nederlandsche Bank stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:108, eerste lid, tenzij, gelet op het voornemen van de bank, haar bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
2. De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
3. De Nederlandsche Bank doet binnen een werkdag na het nemen van het besluit daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de bank voornemens is door middel van een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de bank.
4. De mededeling, bedoeld in het derde lid, bevat tevens gegevens over de omvang van het eigen vermogen, de solvabiliteitsratio alsmede voorzover van toepassing gegevens over de toepasselijkheid van een vangnetregeling op de verplichtingen van het bijkantoor van de bank.
5. De Nederlandsche Bank deelt binnen twee maanden na de mededeling, bedoeld in het derde lid, de bank de voorwaarden mede die de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat heeft verbonden aan het uitvoeren van de werkzaamheden in de betrokken lidstaat.
Artikel 2:110
1. Een bank met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, heeft en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank onder opgave van de lidstaat waarnaar zij voornemens is diensten te verrichten en van de voorgenomen werkzaamheden.
2. De Nederlandsche Bank doet binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waarnaar de bank voornemens is diensten te verrichten. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de bank.
§ 2.3.2.2. Bijkantoor en verrichten van diensten door een bank naar een staat die geen lidstaat is
Artikel 2:111
1. Een bank met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een bijkantoor in een staat die geen lidstaat is het bedrijf van bank uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat de Nederlandsche Bank met het voornemen heeft ingestemd.
2. De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3. De Nederlandsche Bank stemt in met het voornemen indien de bank voldoet aan het ingevolge het eerste lid bepaalde, tenzij, gelet op het voornemen van de bank, haar bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
4. De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
§ 2.3.2.3. Bijkantoor en verrichten van diensten door een financiële instelling naar een andere lidstaat
Artikel 2:112
1. Een financiële instelling met zetel in Nederland die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110 heeft en voornemens is haar bedrijf vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat de Nederlandsche Bank met het voornemen heeft ingestemd.
2. De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
Artikel 2:113
1. De Nederlandsche Bank stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:112, eerste lid, tenzij, gelet op het voornemen van de financiële instelling, haar bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
2. De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
3. De Nederlandsche Bank doet binnen een werkdag na het nemen van het besluit daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie in de lidstaat waar de financiële instelling voornemens is door middel van een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de financiële instelling.
4. De mededeling, bedoeld in het derde lid, bevat tevens gegevens over de omvang van het eigen vermogen, de solvabiliteitsratio alsmede voorzover van toepassing gegevens over de toepasselijkheid van een vangnetregeling op de verplichtingen van het bijkantoor van de financiële instelling.
5. De Nederlandsche Bank deelt binnen twee maanden na de mededeling, bedoeld in het derde lid, de financiële instelling de voorwaarden mede die de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat heeft verbonden aan het uitvoeren van de werkzaamheden in de betrokken lidstaat.
Artikel 2:114
1. Een financiële instelling met zetel in Nederland die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110 heeft en voornemens is voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank onder opgave van de lidstaat waarnaar zij voornemens is diensten te verrichten en van de voorgenomen werkzaamheden.
2. De Nederlandsche Bank doet binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van het voornemen daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waarnaar de financiële instelling voornemens is diensten te verrichten. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de financiële instelling.
Afdeling 2.3.3. Uitoefenen van bedrijf van levensverzekeraar en schadeverzekeraar
§ 2.3.3.1. Bijkantoor en verrichten van diensten naar een andere lidstaat
Artikel 2:115
1. Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:27 heeft en voornemens is vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor het bedrijf van levensverzekeraar onderscheidenlijk schadeverzekeraar uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat de Nederlandsche Bank met het voornemen heeft ingestemd.
2. De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
Artikel 2:116
1. De Nederlandsche Bank stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:115, eerste lid, tenzij, gelet op het voornemen van de verzekeraar, zijn bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is, of de betrouwbaarheid of deskundigheid van een persoon die het dagelijkse beleid bepaalt of van de vertegenwoordiger van de verzekeraar niet buiten twijfel staat.
2. De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
3. De Nederlandsche Bank doet binnen een werkdag na het nemen van het besluit daarvan mededeling aan de toezichthoudende instantie in de lidstaat waar de verzekeraar voornemens is door middel van een bijkantoor zijn bedrijf uit te oefenen. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de verzekeraar.
4. De mededeling, bedoeld in het derde lid, bevat tevens gegevens over de omvang van het eigen vermogen en de solvabiliteitsmarge.
5. De Nederlandsche Bank deelt binnen twee maanden na de mededeling, bedoeld in het derde lid, de verzekeraar de voorwaarden mede die de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat heeft verbonden aan het uitvoeren van de werkzaamheden in de betrokken lidstaat.
Artikel 2:117
1. Een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland die een vergunning als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, heeft en voornemens is vanuit een vestiging in een lidstaat voor de eerste maal door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat zijn bedrijf uit te oefenen, gaat daartoe slechts over nadat de Nederlandsche Bank overeenkomstig artikel 2:116, eerste lid, met het voornemen heeft ingestemd.
2. In geval van communautaire co-assurantie is het eerste lid slechts van toepassing op de schadeverzekeraar die als eerste schadeverzekeraar optreedt.
3. De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
Внимание! Это не конец книги.
Если начало книги вам понравилось, то полную версию можно приобрести у нашего партнёра - распространителя легального контента. Поддержите автора!Правообладателям!
Данное произведение размещено по согласованию с ООО "ЛитРес" (20% исходного текста). Если размещение книги нарушает чьи-либо права, то сообщите об этом.Читателям!
Оплатили, но не знаете что делать дальше?