Текст книги "Alles op alles "
Автор книги: Джек Марс
Жанр: Триллеры, Боевики
Возрастные ограничения: +16
сообщить о неприемлемом содержимом
Текущая страница: 18 (всего у книги 21 страниц)
Hoofdstuk 48
8:56 uur (Moskou-tijd)
Strategisch commando– en controlecentrum – Moskou, Russische Federatie
Yuri Grachev, negenentwintig, assistent van de minister van Defensie, liep in rap tempo door de gangen van het controlecentrum terwijl hij de situatie overdacht. Het ergste scenario stond voor de deur. Het was een ramp in wording.
Zonder te weten waarom, zat sinds vijfenveertig minuten de zwarte nucleaire koffer van de minister, zijn Cheget, vastgebonden aan Yuri’s pols. Het bevatte de codes en mechanismen om een raketaanval tegen het Westen te lanceren.
Yuri wilde niet dat dit afschuwelijke ding aan hem vast zat. Hij wilde naar huis, naar zijn vrouw en jonge zoon. Hij wilde vooral ook huilen. Hij voelde hoe zijn hele lichaam rilde. Zijn onbewogen gezicht dreigde in te storten en in tranen uit te barsten.
Vier uur geleden vond er een staatsgreep op de Amerikaanse overheid plaats. Een uur geleden verscheen een nieuwe president op de radio en televisie. Hij verklaarde de oorlog aan Iran. In de kringen van de Russische regering stond de nieuwe president bekend als een idioot en een stroman voor de oorlogszuchtige elite achter de coulissen. Dat hij op een dag aan de macht zou kunnen komen, was altijd het ergst denkbare scenario.
De coup en de oorlogsverklaring had hier in Rusland een reeks sluimerende protocollen geactiveerd. De protocollen hadden verschillende namen, maar bijna iedereen noemde ze de ‘Dode Hand’.
Dode Hand stuurde het Russische defensiesysteem in de hoogste staat van paraatheid. Het gaf afgelegen raketlanceerstations, vliegtuigen en duikboten gedeeltelijke autonomie om eigen beslissingen te nemen. Het decentraliseerde het commando.
Het idee was dat Dode Hand de Russische defensie de mogelijkheid gaf om een tegenaanval uit te voeren als een verrassingsaanval van de Amerikanen de leiding in Moskou zou uitroeien. Als de communicatie verstoord zou zijn en ongewone seismische metingen en radarwaarnemingen ontdekt werden, dan zouden regionale bevelhebbers en zelfs verlaten bunkers de macht hebben om zelf beslissingen te nemen in het geval van een aanval, of vergeldingsmaatregelen te treffen zoals het lanceren van kernraketten.
Maar het systeem werkte niet. Het was al meer dan twee decennia in verval, bijna Yuri’s hele leven. Acht van de oorspronkelijke twaalf observatiesatellieten waren gedurende die periode in de oceaan gestort. En nooit vervangen.
Er waren constante communicatieproblemen met de afgelegen stations. Er waren altijd ongewone seismische metingen te lezen en elk moment was er ergens ter wereld wel een grote of kleine aardbeving. En het ergste van alles was dat de radarwaarnemingen regelmatig raketlanceringen veronderstelden. Niemand in de leiding zou dit ooit toegeven, maar het was waar.
Drie jaar geleden was Yuri zelf een keer in het controlecentrum toen de Zweden een wetenschappelijke raket lanceerden. Het waarschuwingssysteem zag het aan voor een Amerikaanse raket, gelanceerd van de Amerikaanse duikboot die in de Atlantische Oceaan gestationeerd was.
Het alarm van de nucleaire koffer (toen gelukkig niet aan Yuri’s pols vastgebonden) begon af te gaan. Het stuurde waarschuwingsberichten naar de verschillende stations en het maakte ook een lawaai van jewelste, een luid piepend geluid.
Raketsilos in het binnenland van Rusland rapporteerden paraatheid. Als zou blijken dat de raket een eerste Amerikaanse aanval zou zijn, dan zou het in ongeveer negen minuten het doelwit bereiken. Zou het een elektromagnetisch pulswapen zijn dat het vermogen van Rusland om te reageren zou verlammen? Zou het door een grotere aanval gevolgd worden?
Niemand wist het. Hij moest toegeven dat de Generale Staf hun adem inhield en wachtte. De minuten tikten langzaam voorbij. Acht minuten passeerden, een radarstation rapporteerde dat de raket de atmosfeer van de aarde had verlaten. Een voorzichtig gejuich vulde de ruimte. Na elf minuten rapporteerde het radarstation dat de raket zich in een normale omloopbaan bevond.
Niemand juichte hierna. Mensen gingen weer gewoon aan het werk.
Dode Hand was niet in werking getreden die dag. Commandostations wachtten op orders van het centrale commandocentrum. Maar vandaag was Dode Hand in effect getreden. Een fout, een falend communicatiesysteem of een rat die door de kabels gebeten had, zou betekenen dat nucleaire beslissingen in handen lag van mensen die ver weg zaten, en dronken, moe of krankzinnig waren.
De Amerikanen hadden iets gedaan wat niemand verwacht had. Een gevaarlijke kliek had de regering overgenomen in Washington en hun volgende stap was onvoorspelbaar. Als reactie had Rusland de onbetrouwbare en onveilige procedures in werking gezet die de hele wereld in gevaar brachten.
Dode Hand was een levensgevaarlijk afschrikmiddel. Het was een zekere wederzijdse vernietiging. In de gouden jaren van de formidabele Sovjet-Unie was het wellicht een goed idee. Toen de waarschuwingssystemen robuust en modern waren en bovendien goed onderhouden.
Maar nu, nu was het een rampzalig idee. Een idee dat werkelijkheid geworden was.
Hoofdstuk 49
13:03 uur
Bowie, Maryland – een woonbuurt ten oosten van Washington DC
Luke parkeerde ongeveer dertig meter verderop. Het huis was een zogenaamde raised ranch model en gebouwd boven op een dubbele garage. Het hele huis was verlicht. Een van de garagedeuren stond open en scheen licht uit. Het leek wel kerst.
Er was niets in de open garage, alleen wat gereedschap aan de muur, een vuilnisbak, een paar harken en scheppen in de hoek. Luke dacht dat Brenna waarschijnlijk zijn eigen auto ergens anders had geparkeerd om plaats te maken voor Chuck, zodat hij rechtstreeks de garage in kon rijden wanneer hij arriveerde. Deze kerels hadden geen idee met wie ze te maken hadden.
Luke keek naar de hemel. Het was een bewolkte nacht. Met alles wat er op het spel stond, zou hij niet verrast zijn dat ieder moment een aanslag met een drone het huis zou verwoesten. Ze zouden het zo doen en zeggen dat het een blikseminslag was. Maar ze zouden waarschijnlijk eerst op Susan Hopkins wachten voordat ze zouden beginnen.
Het was een alles-of-niets spelletje.
Luke’s telefoon ging. Hij keek ernaar en nam op.
“Ed.”
“Luke, ik ben blij dat je nog leeft.”
“Ik ook. Bedankt voor de waarschuwing. Het heeft me gered.”
“Trudy zei dat ik moest bellen. Ze zei dat jouw familie vermist wordt. Klopt dat?”
“Het klopt,” zei Luke. “Ja.”
“Leg je je erbij neer?”
“Ik vrees dat het daarvoor te laat is. Mijn beste hoop is om vooruit te blijven gaan.”
“Ik moet je iets in vertrouwen vertellen,” zei Ed. “Ik heb een keer een man een week lang in leven gehouden terwijl ik hem doodde. Het was een privé-aangelegenheid, niet werkgerelateerd. Ik zou het weer doen. Als iemand jouw gezin pijn doet, dan doe ik dat voor jou. Dat beloof ik.”
Luke slikte even. Het was mogelijk dat hij op een dag Eds belofte zou innen.
“Bedankt.”
“Wat kan ik nu voor je doen?”
“Ik heb een vriend,” zei Luke. “Een Iraakse dokter en hij werkt op het Forensisch Instituut van de gemeente, de Chief Medical Examiner’s Office op E Street. Zijn naam is Ashwal Nadoori. Ooit heb ik mijn lokale dekmantel voor hem opgegeven, om zijn leven te redden. Hij is me iets verschuldigd. Ik wil dat je hem belt nadat we opgehangen hebben. Goed?”
“Begrepen.”
“Zeg hem dat ik nu om de gunst vraag die hij me schuldig is. Dit is geen onderhandeling, dus hij heeft geen keuze. Hij zei dat hij op zijn knieën door de woestijn zou kruipen voor mij. Of iets in die richting. Herinner hem daaraan. Dit is zijn enige kans om mij terug te betalen. Ga daarna… Kun je lopen?”
“Nee, niet echt. Maar ik kan hinken.”
“Hink dan naar zijn kantoor. Bel me weer wanneer je aangekomen bent, maar gebruik een andere telefoon. Steel een telefoon van iemand. Ik beantwoord vannacht al mijn telefoontjes. Als ik het nummer niet herken dan weet ik dat jij het bent. Tegen die tijd zal ik ook een andere telefoon hebben. Dan kunnen we met de gestolen telefoons bellen. Ik geef Ashwal dan zijn instructies. Misschien heeft hij jouw hulp nodig. Misschien is het nodig om zijn arm een klein beetje om te draaien.”
“Oké, Luke. Iemands arm omdraaien is mijn specialiteit.”
“Dat weet ik.”
Luke hing op en stapte uit de auto. Uit de achterbak pakte hij een metalen kist en een groene buidel. Hij liep door de donkere buurt naar de voorkant van het huis. Hij had het gevoel dat de buurt niet echt sliep. Wie kon slapen tijdens een nacht als deze? Hij zag voor zich hoe tientallen mensen rondom hem in bed wakker lagen, zachtjes met hun partner praten, of huilen, of bidden.
Als er ergens een scherpschutter lag dan zou hij Luke nu kunnen neerschieten. Hij zette zich schrap voor een schot maar er gebeurde niets.
Hij klom de trap op en belde aan. Een klokkenspel klonk door het huis. Hij wachtte een tijdje en zette toen zijn tassen op de grond. Hij draaide zich om en keek de nacht in. Huis na huis, straat na straat, tot aan de buurt rond de kleine hoofdstraat. Voor veel mensen was dit waarschijnlijk de ergste nacht van hun leven. Hij was een van hen.
Achter hem ging de deur open. Hij draaide zich om en zag een man staan. De man was lang met zilverkleurig haar en een grof gezicht. Hij was een van die vijfenzestigjarigen die nooit gerookt had en nog steeds vijf keer per week naar sportschool ging. Hij zat als een schutter op zijn hurken. In zijn handen hield hij een groot pistool. De loop was op Luke gericht.
“Kan ik u helpen?” zei de man.
Luke hield zijn handen omhoog. Geen onverwachte bewegingen, hij had geen zin om nu neergeschoten te worden. Hij sprak kalm en langzaam. “Walter Brenna, mijn naam is Luke Stone. Ik werk voor het Special Response Team van de FBI. Ik ben een van de goeieriken.”
“Hoe weet je mijn naam?”
“Walter, iedereen, echt iedereen, kent uw naam. Ze weten allemaal wie u bent en wat u gepland heeft. Ik ben hier om u te vertellen dat het niet zal werken. De slechteriken hebben uw kletspraatje met Chuck Berg gehoord en zijn op weg hiernaartoe. Dat wil zeggen, als ze niet al hier zijn. En je zult ze niet kunnen stoppen.”
Brenna glimlachte. “En jij wel?”
“Ik was als agent van Delta Force agent op de grond in onder andere Afghanistan, Irak, Yemen en de Democratische Republiek van Congo. Officieel zijn we daar niet eens geweest, begrijp je wat ik bedoel?”
Brenna knikte. “Ik weet het, maar dat betekent niet dat het mij wat kan schelen of dat ik je geloof.”
Luke gebaarde met zijn hoofd. “Zie je die doos en die tas achter mij? Beiden zitten vol met wapens. En ik weet ze te gebruiken. Na honderd mensen doodgeschoten te hebben, ben ik de tel kwijtgeraakt. Als je de nacht wilt overleven en je wilt dat de vice-president ook de nacht overleeft dan moet je me binnen laten.”
Brenna wilde eerst een spelletje spelen. “En wat als ik je niet binnenlaat?”
Luke haalde zijn schouders op. “Dan wacht ik hier buiten. En als Chuck komt dan zal ik hem zeggen dat de vice-president met mij meekomt. Als hij weigert, dan schiet ik hem neer en komt ze alsnog met mij mee. Ze moet in leven blijven, koste wat het kost. Chuck is onbelangrijk en jij ook.”
“Waar denk je haar heen te brengen?”
“Naar goed volk. Ik heb een dokter die op haar wacht, samen met een andere voormalige agent van Delta. Hij is mijn partner. Niet dat het wat uitmaakt maar hij heeft gedurende de afgelopen twaalf uur zes mannen vermoord. Drie ervan waren huurmoordenaars die voor de regering werkten. Wanneer heb jij voor het laatst iemand gedood, Walter?”
Brenna staarde hem aan.
“Denk je dat je dit zult overleven zonder iemand te doden? Dat kun je vergeten.”
Zijn hand met het pistool trilde licht.
“Ik heb aangebeld, Walter. Dat zullen zij niet doen.”
Brenna liet het pistool zakken. “Kom binnen.”
Luke greep zijn tassen en ging naar binnen. Hij liep achter Brenna aan door een smalle gang. Ze liepen door een oude smalle keuken. Luke nam onmiddelijk het bevel en Brenna accepteerde Luke als leider.
“Zijn er vrouwen of kinderen in huis?” zei Luke.
Brenna schudde zijn hoofd. “Ik ben gescheiden. Mijn vrouw is naar Mexico verhuisd. Mijn dochter woont in Californië.”
“Goed.”
Brenna bracht Luke naar een kale kamer zonder ramen. Er stond een houten tafel in het midden. Medische benodigdheden lagen klaar: scalpels, scharen, ontsmettingsmiddel, verband, tourniquets.
“De kamer is versterkt met dubbel staal. Het is een verborgen kamer en van buiten is het niet te zien.”
Luke schudde zijn hoofd. “Nee. Ze zullen infrarode hittezoekers gebruiken. Wij hadden dat soort brillen in Afghanistan. Je kunt de roodachtige silhouetten van mensen zo door de muren zien. Ze zullen de boel in de brand steken en dan kunnen we geen kant uit.”
Luke stak zijn hand op. “Luister Walter. We zullen dit niet overleven door lief te zijn. Zij zullen ons zonder genade vermoorden. Er is geen rechtsstaat. Er is geen mogelijkheid tot onderhandelen. Er staat teveel op het spel. Wanneer ze toeslaan dan is het om ons uit te roeien. Daar moeten we op voorbereid zijn. Ze zullen zonder aarzelen het huis afbranden en tegen de buitenwereld zeggen dat een gasleiding ontplofte. Ikzelf sterf liever in een schietpartij op straat.”
Luke legde zijn tassen op de tafel. De man was duidelijk een hobbyist, een van die zielen die zich voorbereiden op de komende Apocalyps. Ze denken te overleven door onzinnige dingen te bouwen, zoals deze paniekkamer, en een voorraad blikvoer aan te leggen. Het was niet Luke zijn pakkie-an maar het was beter dan iemand die helemaal niet voorbereid was.
“Wat heb je verder nog?” vroeg Luke. “Geef me iets bruikbaars.”
“Ik heb een M1 Garand geweer en misschien twintig geladen magazijnen met .30-06 pantserdoorborende explosieve kogels.”
Luke knikte. “Beter. Wat nog meer?”
Brenna slaakte een diepe zucht.
“Kom op, Walter. Voor de dag ermee. We hebben niet veel tijd.”
“Oké,” zei Brenna. “Ik heb een GMC Suburban, helemaal omgebouwd met een kogelvrij pantser. Het staat in de garage. Het ziet eruit als een gewone auto maar de deuren, carrosserie, interieur, schokdempers en motor zijn bedekt met stalen platen, ballistisch nylon of Kevlar. De kogelvrije autobanden zijn aangepast zodat je nog honderd kilometer kan rijden nadat ze aan flarden geschoten zijn. De ruiten zijn gemaakt van vijf centimeter dik transparant policarbonaat en lood. Het gewicht is enorm, een ton zwaarder dan een standaard Suburban. De motor is een opgevoerde V8. De bumper en het rooster aan de voorkant zijn van gelegerd staal. Je kan met dat ding door een stenen muur heen rijden.”
Luke glimlachte. “Fantastisch. En dat wilde je geheimhouden.”
Brenna schudde zijn hoofd. “Ik heb een paar honderdduizend dollar in die auto gestopt.”
“Er is geen betere gelegenheid dan nu om te laten zien waartoe het in staat is,” zei Luke. “Laat zien.”
Ze liepen door het huis naar de garage. Luke hield Brenna tegen om binnen te gaan. Ze stonden bij de keukendeur, bewust van eventuele scherpschutters die in een positie zaten om door de open garagedeur te schieten. Tegenover hen in de garage stond een zwarte Suburban. Brenna had gelijk. Het leek op een gewone SUV. Alleen de ruiten waren iets donkerder dan normaal. Misschien blinkte het ook iets meer dan normaal. Misschien was het slechts Luke’s verbeelding.
“Volgetankt?” vroeg Luke.
“Tuurlijk.”
“Ik zal het van je moeten lenen.”
Brenna knikte. “Dat dacht ik al. Misschien rij ik met je mee.”
“Dat is een goed idee. Brenna, ken je oud-collega’s van de Geheime Dienst die fit genoeg zijn en die je kunt vertrouwen?”
“Ik ken er een paar, ja.”
“We zullen hun hulp nodig hebben,” zei Luke. “In godsnaam, de staat betaalt nog altijd de pensioenen van deze kerels, toch? Dan kunnen ze net zo goed nog een keertje dienst doen.”
Op datzelfde moment hoorden ze het rommelende geluid van een grote motorfiets hun richting uit rijden. Het kwam snel dichterbij en verscheen uit het niets. Het maakte een waanzinnige, lage bocht zo de korte oprit van Brenna op. Het gleed de helling omhoog en zo de garage in. Het stopte slippend met het voorwiel tegen de muur achter in de garage. Het lukte de bestuurder om de machine rechtop te houden.
Luke pakte zijn pistool, denkend dat de strijd nu begonnen was.
Brenna rende naar de garagepoort. Hij dook naar het koord en trok de poort naar beneden dicht. Hij deed de poort op slot door een haak aan een grote beugel, die aan de grond vastzat, te haken.
De bestuurder nam zijn donkere helm af. Een vrouw zat achterop, ze hield hem rond zijn middel vast. Luke keek iets nauwkeuriger. De vrouw hield hem helemaal niet vast, ze was in feite vastgebonden rond zijn middel met twee grote leren riemen.
Brenna haalde een mes tevoorschijn en begon de riemen los te snijden.
Toen haar polsen bevrijd waren, viel haar linkerarm slap langs haar zij. Met haar rechterarm nam ze haarr helm af. Haar korte blonde bob viel bijna tot haar schouders. Haar gezicht was vol met vuil en roet. Haar kaken waren op elkaar geklemd. De linkerkant van haar gezicht tot bijna aan haar kin, was schilferend en pijnlijk rood. Haar blauwe ogen verrieden haar uitputting.
Susan Hopkins keek de garage rond. Ze zag Luke.
“Stone? Wat doe jij hier?”
“Hetzelfde als u,” zei Luke. “Proberen mijn land terug te krijgen. Gaat het met u?”
“Ik heb pijn maar het gaat.”
De man zette de motor op zijn standaard en klom ervanaf. Het was een heel lange man. Zijn gezicht zag er moe uit maar hij stond rechtop en zijn ogen waren alert.
“Charles Berg?” vroeg Luke.
De man knikte. “Noem me Chuck,” zei hij. “De vice-president is een goeie volhouder. We hebben een zware nacht gehad maar ze hield vol. Ze is ijzersterk.”
“En ze is de president,” zei Luke terwijl hij zich dat nu pas realiseerde. “Niet de vice-president.” Hij keek naar haar. Ze was klein. Dat had hij altijd vreemd gevonden. Hij had altijd gedacht dat supermodellen lang waren. Ze was ook erg mooi, een sprookjesachtige verschijning. De brandwond op haar gezicht droeg alleen maar bij aan de verschijning. Hij kon wel uren naar haar blijven kijken. Maar hij had geen uren. Hij had misschien niet eens vijf minuten.
“Susan, je bent de president van de Verenigde Staten. Laten we iedereen daaraan herinneren. Ik denk dat het zal helpen. Nu moeten we hier weg.”
Luke’s telefoon ging over. Hij keek naar het schermpje, hij herkende het nummer niet. Dat moest Ed zijn.
“Walter, een vreemde vraag maar heb je toevallig een extra mobiele telefoon die je nog nooit gebruikt hebt?”
Brenna knikte. “Ik heb vijf of zes prepaid mobieltjes voor het geval ik snel een telefoontje moet plegen dat niet getraceerd mag worden. Ik gebruik het een keer en daarna vernietig ik het.”
De man was een schatkist. “Beetje paranoïde, of niet?” zei Luke.
Brenna haalde zijn schouders op. “Juist nu niet zo heel erg paranoïde, of wel?”
Luke nam zijn telefoon op. “Ed? Ben je met mijn vriend? Goed. Ik bel je zo terug.”
Hoofdstuk 50
01:43 uur
Het kantoor van de Chief Medical Examiner, het Forensisch Instituut – Washington DC
Ashwal Nadoori hing op. Hij zat even bedachtzaam aan zijn bureau. Een lange zwarte man zat tegenover hem in een rolstoel. Het aanzicht van de man, en het type man die hij was, bracht slechte herinneringen in Ashwal naar boven.
“Heeft hij gezegd wat hij wil?” zei de man.
Ashwal knikte. “Hij wil een lijk, het liefst intact. Een vrouw, ver in de veertig, blond haar. Iemand die voordat ze stierf gezond leek. Kun je dat regelen?”
Ashwal haalde zijn schouders op. “Dit is een groot complex. We hebben heel veel lijken. We kunnen er zeker eentje vinden die aan die beschrijving voldoet.”
Ooit, in een ander leven, was Ashwal een dokter. Hier in Amerika werd zijn Iraakse opleiding niet geaccepteerd, dus nu was hij slechts een hospik. Hij werkte in dit gigantische mortuarium, verwerkte lichamen, assisteerde bij autopsies, en allerlei andere klusjes die ze aan hem gaven. Het kon vrij onprettig werk zijn, maar ergens ook vredig.
De mensen waren al dood. Er was geen vechten voor het leven meer. Er was geen pijn lijden meer of angst om te sterven. Het ergste wat kon gebeuren, was al gebeurd. Er was geen behoefte om het te proberen te stoppen en er was geen behoefte om te doen alsof het geen fait accompli was.
Ashwal voelde zich misselijk. Hij zou zijn baan kunne verliezen door een lijk te stelen. Het was een redelijke baan. Hij was spaarzaam en de baan betaalde meer dan zijn rekeningen. Hij woonde in een bescheiden huis met zijn twee dochters. Ze kwamen niets tekort. Het zou vreselijk zijn als ze alles zouden verliezen.
Maar hij had geen keuze. Ashwal was Bahá'í. Het was een mooi geloof, een geloof dat streefde naar vrede, eenheid en een verlangen om God te leren kennen. Ashwal hield van zijn religie. Hij hield van elk onderdeel van de religie. Maar veel moslims waren ertegen. Zij vonden dat de Bahá'í een apostasie was. Zij vonden het ketterij waar de doodstraf op moest staan.
Toen hij nog een kind was, vluchtte zijn familie van Iran naar Irak om de vervolging van de Bahá'í te ontsnappen. Toendertijd waren Irak en Iran aartsvijanden. De leider in Irak was krankzinnig maar hij liet de Bahá'ís met rust. Ashwal groeide op, studeerde hard en werd dokter. Hij plukte de vruchten van het beroep en genoot van de privileges. Maar toen werd de leider afgezet en plotseling was het niet meer veilig om Bahá'í te zijn.
Op een nacht kwamen islamitische extremisten en namen zijn vrouw mee. Misschien waren enkele van de daders wel oud-patiënten van hem, of buren. Het maakte niet uit. Hij had haar nooit meer teruggezien. Zelfs nu, tien jaar later, durfde hij haar gezicht of haar naam niet te herinneren. Hij noemde haar simpelweg ‘vrouw’, de rest blokkeerde hij. Hij kon het niet verdragen om aan haar te denken.
Hij kon het niet verdragen te denken dat, toen ze ontvoerd werd, hij niemand had waar hij zich tot kon richten. De maatschappij functioneerde niet meer. Het bracht het ergste in de mensen naar boven. Mensen lachten of keken weg wanneer hij door de straat liep.
Twee weken later kwam een andere groep midden in de nacht, een man of tien. Deze waren anders, ze waren hem niet bekend. Ze droegen zwarte bivakmutsen. Ze namen hem en zijn dochters mee naar de woestijn achter in een pick-up truck. Ze trokken hen alle drie eruit op het zand. Ze dwongen hen op de knieën aan de rand van een loopgraaf. Zijn dochters huilden. Ashwal kon niet huilen. Hij kon zichzelf er niet eens toe brengen om hen te troosten. Hij was helemaal verdoofd. Het was bijna alsof hij dit verwelkomde, de vrijheid die het zou brengen.
Plotseling werd er geschoten door een automatisch vuurwapen.
Eerst dacht Ashwal dat hij dood was. Maar hij leefde nog. Een van de mannen schoot alle anderen dood. Hij bleef schieten. Het duurde niet meer dan tien seconden. Het geluid was oorverdovend. Toen hij klaar was, leefden drie van de mannen nog. Ze probeerden weg te kruipen en te ontsnappen. De man liep rustig naar iedere man en schoot ze vanachter in het hoofd met een pistool. Ashwal deinsde iedere keer terug.
De man nam zijn muts af. Het was een man met de volle baard van de moedjahedien. Zijn huid was donker door de woestijnzon, maar zijn haar was licht, bijna blond, als van een westerling. Hij liep naar Ashwal en stak zijn hand naar hem uit.
“Opstaan,” zei hij. Zijn stem was hard. Er was geen compassie in te horen. Het was de stem van een man die gewend was om bevelen te geven.
“Kom met mij mee als je in leven wilt blijven.”
De man heette Luke Stone. Hij was dezelfde man die hem zojuist had gevraagd een lijk te stelen. Hij had geen keuze. Ashwal vroeg niet eens waarom hij het wilde. Luke Stone had zijn leven gered, en dat van zijn dochters. Hun levens waren veel belangrijker dan welke baan dan ook.
En het laatste wat Luke Stone door de telefoon zei overtuigde hem helemaal.
“Ze hebben mijn gezin,” zei hij.
Ashwal keek naar de zwarte man in de rolstoel. “Zullen we eens kijken wat we kunnen vinden?”
Правообладателям!
Это произведение, предположительно, находится в статусе 'public domain'. Если это не так и размещение материала нарушает чьи-либо права, то сообщите нам об этом.